Parashat metzora - Shabbat hagadol - 9-4-2022

Vandaag wil ik de parasha linken aan het Brit Chadasha en vervolgens het Brit-Chadasha-gedeelte aan de haftara.

Parasha metzora

In de parasha lezen we over de reiniging van melaatsheid en van vloeiingen uit het lichaam, van zowel mannen als vrouwen. Dit wordt als onreinheid (tumah) beschouwd. Iemand die onrein is, noemen we tamei.

In de Torah lezen we over verschillende soorten onreinheid, die ook nog eens overgebracht kunnen worden. Onreinheid is toemah, en de regels hieromtrent zijn nogal ingewikkeld. Gevoeligheid voor Toemah wordt beïnvloed door zowel het type bron-item als het tweedegraads item. Op het meest basale niveau zal Toemah niet verder gaan dan een eerste ‘besmetting’ (Rishon) en in zeldzame gevallen een tweede (Sheini). Dus, bijvoorbeeld, een persoon en voorwerpen (Keilim) kunnen alleen onrein (Tamei) worden van een Avi Avos (de oorspronkelijke bron, dat is: een dood lichaam) of een Av Hatumah (dat is een groep met 11 categorieën die onreinheid in zichzelf hebben, zoals een menstruerende, een man met een genitale vloeiing, het zaad na een zaadlozing of bijv. een melaatse), zodat ze in het slechtste geval een Rishon zullen worden. Mocht je hier meer over willen weten, dan kun je terecht in de mishna: Mesechtas Zavim[1] of in mishnah kelim 1:1.

In Lev. 14: 1-8 lezen we over de fysieke zichtbaarheid van de melaatsheid. Wie weet de Hebreeuwse naam voor melaatsheid? Juist, metzora. Ook al is het fysiek zichtbaar, het wordt vaak verondersteld als voortkomend uit een neerwaartse geestelijke conditie.
Hier lezen we ook de reinigingsprocedure. Er moeten buiten het kamp twee vogels worden genomen (worden geslacht, maar niet geofferd). Daarna mag degene die gereinigd wordt het kamp weer binnen, maar toch schijnt hij nog wel onreinheid te kunnen verspreiden. Pas na 7 dagen moet hij een offer brengen ter reiniging.

Waarom denken jullie dat er volgens betrokken zijn bij de reiniging van een melaatse? Er wordt wel gesteld dat melaatsheid veroorzaakt wordt door laster, roddel of kwaadspreken. Het gekwetter van de vogels doet ons eraan denken dat wij mensen zijn, dus ons niet moeten laten leiden door ‘gekwetter’.
En waarom is er dan ook nog cederhout nodig, volgens Lev. 14:4? De metzora komt in wezen voort uit minachting van anderen. Dat is eigenlijk hoogmoed. Ceders doen ons daar aan denken, die zijn namelijk heel hoog, breed en imposant.

In lev. 15 lezen we over mensen die vloeiingen hebben en daardoor onrein zijn. Bij mannen wordt er onderscheid gemaakt tussen Een baäl keri (namelijk iemand die een zaadlozing heeft) en een zav (iemand die een uitscheiding van vocht heeft uit zijn geslachtsdeel).
De reiniging van een baäl keri wordt gedaan door onderdompeling in een mikwe. Er is volgens de rabbijnen geen verplichting om jezelf te zuiveren van deze onreinheid in onze tijd, wanneer er geen tempel en offers zijn en we niet voorzichtig zijn om ons voedsel met (tempel-)reinheid te eten. Desalniettemin is het een lovenswaardige gewoonte om jezelf te zuiveren van keri vóór gebed of Torah-studie. Een baäl keri brengt geen onzuiverheden over op objecten. Zie verder v.16-18 voor een baäl keri.

Volgens dit hoofdstuk maakt het verschil of je een gewone zaadlozing hebt of dat het een speciale uitscheiding (zov) is. De reinigingsprocedure verschilt hier namelijk in, ofwel onderdompeling in water ofwel offeren.

In vers 19-28 lezen we over de zogeheten taharat hamishpacha. De familie-reinheid. Dit gaat over vloeiingen bij de vrouw. Dit Torah-onderwijs is iets wat we tegenwoordig ook nog steeds direct in acht kunnen nemen. Er zijn twee categorieën van onreinheid bij de vrouw: 1. Menstruatie (nidah à onderdompelen) en 2. Vloeiing buiten de menstruatie-periode (zavah à offeren). Hierin is vers 25 onderscheidend. Daar staat namelijk een tijdperiode genoemd, namelijk een periode van vele dagen (is min. 3) buiten haar gebruikelijke menstruatie. De vrouw is in die periode onrein en de man mag geen gemeenschap met haar hebben, net zoals dat ook niet mag in de nidah-periode.

In vers 19-20 lezen we dat ook voorwerpen verontreinigd kunnen worden.

Onderdompelen

U heeft het al een paar keer gehoord. Ik had het namelijk over onderdompelen als proces van reiniging in bepaalde gevallen. Weet iemand waarin dat reinigen door onderdompelen gebeurde? Juist, in een mikwe, een verzameling van levend water (regenwater of natuurlijk bronwater).

Hiermee zien we natuurlijk direct een link met het Brit-Chadasha-gedeelte. Wie ziet het? Inderdaad, we lazen namelijk dat Johannes optrad, als doper. Wat is het Hebreeuwse woord voor dopen/onderdompelen? Taval, daar komt ook het woord ‘touwelen’ vandaan, vaatwerk onderdompelen om het een kedoesha van een Yisraeel te geven. De Hebreeuwse naam van Johannes de Doper is dan ook Jochanan haMatbiel.

Aanleiding voor de doop

Ik wil het nu kort met jullie over dopen gaan hebben.
Hoe kwam Jochanan er nou eigenlijk bij om te gaan dopen? Sommigen denken, dat zijn doop afgeleid was van de doop die heidenen ondergingen als zij Jood werden. Maar Jochanan doopte toch geen heidenen? Zijn doop had hier niets mee te maken!

Als Jochanan zelf deze doop bedacht had, was hij afgeweken van de Bijbel en hadden de Joden hem nooit aanvaard. De doop moest door God Zelf ingesteld zijn en in de Bijbel. Alles wat in het geestelijk leven van de Israëlieten geschiedde, moest altijd teruggevoerd kunnen worden op een gebod van God, dat Hij door Mozes aan het volk gegeven had. Dat blijkt ook heel duidelijk in de evangeliën.

Vanzelfsprekend dopen wij ook, omdat die opdracht in het Brit Chadasha terugvinden. Ons geloof is, zoals ik bekend mag veronderstellen, ontstaan als een beweging binnen het Jodendom, waarbij Joodse gewoonten en gebruiken toegepast werden en van een vernieuwde inhoud voorzien werden. De Gemeente heeft haar wortels in synagoge en tempel. Wij lezen niet voor niets dat Yeshua en de apostelen (ook na de uitstorting van de Heilige Geest!) steeds in de synagoge en de tempel te vinden waren! De Gemeente heeft haar wortels in de Here Yeshua, Die de Messias van Israël is en Die als Koning der Joden gekomen is.

De doop is dan ook niet "uit het niets" ontstaan. Jochanan haMatbiel bracht geen nieuwe inzetting in Israël, toen hij de mensen doopte in de Jordaan. De Joden kenden de onderdompeling als een rituele wassing. Jochanan haMatbiel was de eerste die deze onderdompeling praktiseerde met een nieuwe betekenis. Na de uitstorting van de Heilige Geest werd deze onderdompeling verder toegepast, met opnieuw een nieuwe betekenis. De handeling van onderdompelen zelf was echter al bekend.

Het woord doop of onderdompelen komt een groot aantal keren in het Oude Testament voor. Het is in onze vertaling steeds weergegeven door het woord "wassen". Zie bijvoorbeeld Ex. 19: 10,14-15 waar we over iets wat door sommigen als de eerste doop in de Bijbel wordt gezien: ‘’En de HEERE zei tegen Mozes: Ga naar het volk toe, en heilig hen vandaag en morgen, en laten zij hun kleren wassen.
Toen daalde Mozes van de berg af naar het volk, en hij liet het volk zich heiligen, en zij wasten hun kleren.
Hij zei tegen het volk: Wees over drie dagen gereed en nader niet tot een vrouw.’’

Hierdoor lijkt het in de bewuste teksten steeds erop, alsof de mensen vuil waren en het hoog tijd werd dat zij een bad namen. Het betekent niet alleen "wassen zoals wij dat doen met water en zeep". Het betekent ook "zuiveren, godsdienstig rein maken". Je kunt daarom misschien naast het "wassen met water", beter ook spreken van "zuiveren door water".
In Ex. 19:10 staat namelijk het woord kavas (כָּבַס) en dat wordt in Ps. 51: 4,9 (Was mij schoon כַּבְּסֵנִי van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. Ontzondig mij met hysop, dan zal ik rein zijn, was mij תְּכַבְּסֵנִי, dan zal ik witter zijn dan sneeuw.) gebruikt om het proces aan te duiden van het ‘zuiveren van de ziel van zonde’. Een godsdienstige wassing dus.

Dit godsdienstig reinigen was een opdracht van God voor de mensen en ook voor potten en pannen (Lev. 11:32), vaten dus. Een voorbeeld uit onze Parasha: in Lev. 15:16 staat ‘’Wanneer een man een zaadlozing heeft gehad, moet hij zijn hele lichaam met water wassen; en hij is onrein tot de avond". De man heeft niet per sé gezondigd, indien de zaadlozing niet plaatsvond na een handeling die strijdig is met de Bijbelse norm. In dat geval zou hij zijn straf moeten dragen of een offer brengen. De man was ook niet zodanig ‘vies’ als iemand die in de modder heeft gelegen. In dat geval zou hij zelf ook wel geweten hebben dat hij zich moest wassen. De man is onrein (heeft toema) t.a.v. de dienst voor God. Hij is op dat moment niet geschikt om het terrein van de tempel te betreden. Hij kan die dag niet meedoen in het geestelijk leven van Israël. Dat kan hij pas na zonsondergang, als hij zich nu met water zuiver maakt.

Er staat dat de man zijn gehele lichaam in water moet wassen. Let op: er staat niet dat hij een deel van zijn lichaam met water moet wassen, maar dat hij zich helemaal in water moet wassen! Zijn gehele lichaam moet met het water in aanraking komen. Zijn gehele lichaam moet in water ondergedompeld worden. Het moet op dezelfde manier geschieden, zoals het moest met vaten of kledingstukken die onrein waren en die godsdienstig gereinigd moesten worden. Deze moesten "in water gelegd worden" (Lev. 11:32). Dit betekent dat zij volledig ondergedompeld moesten worden in water.

We lazen reeds in Ex. 19: 10,14-15 over de tekst die door sommigen als de eerste doop in de Bijbel wordt gezien.

En ook op andere plaatsen in de Torah lezen we over de ‘rituele wassing’. Namelijk in Ex. 40:12, Lev. 8:6, Lev. 16:24,28, Lev. 17:15,16, Num. 19:7,8

In Ex. 40:12 lezen we bijvoorbeeld: ‘’Dan moet u Aäron en zijn zonen bij de ingang van de tent van ontmoeting laten komen, en hen met het water wassen (וְרָחַצְתָּ אֹתָם בַּמָּֽיִם).’’

Zij moesten niet met water gewassen worden, maar in water gewassen worden. U denkt toch niet dat Mozes zijn broer Aäron en diens zonen ‘in bad’ moest doen? Aäron was geen klein kind dat door zijn grotere broer gewassen moest worden! De ‘wassing’ moest geschieden bij de ingang van de tent der samenkomst. Hier moesten zij in een mikwe worden ondergedompeld.

Mikwes/mikwaot

In de Torah komen we het begrip ‘mikwe’ tegen, en die mikwes waren niet bedoeld als opslagplaats van drinkwater, maar als doopbassin voor de rituele onderdompeling. Het water dat in dit mikwe was, was rein water. Het diende, om de mens of het voorwerp dat godsdienstig onrein was, rein te maken. Het mikwe is dus het doopbassin van de Bijbel dat tot doel heeft de onreine mens door onderdompeling in het water rein te maken.

Een mikwe was in de tijd van de Bijbel heel belangrijk voor het volk van God. Het is nog altijd zeer belangrijk voor gelovige Joden. Torah-getrouwe Joden kunnen zelfs niet zonder mikwe leven. In feite is voor de Jood het mikwe nog belangrijker dan de synagoge. Het mikwe heeft nog altijd dezelfde betekenis als dat het had in de tijd van de Bijbel. Het dient niet om lichamelijke onreinheid te verwijderen, maar om te reinigen van geestelijke onreinheid.

Bij de tempel stond ook zo’n mikwe. In 2 Kron. 4:6 staat duidelijk dat dit wasvat bestemd was, opdat de priesters zich er in konden wassen. De priesters gebruikten dit enorme wasvat dus niet slechts om de handen en de voeten te wassen, zoals zij in de tijd van de tabernakel gedaan hadden. Dit wasvat was opdat de priesters zich erin konden onderdompelen. Het wasvat in de tijd van de Here Yeshua was schijnbaar zo groot, dat telkens 12 priesters gelijktijdig in het wasvat zich konden onderdompelen!

In Jeremia 14:8; 17:12,13 en 50:7 wordt God het mikwe van Israël genoemd. In onze vertaling is het Hebreeuwse woord "mikvah" hier vertaald als "hoop". God is het mikwe van Israël; Hij is de Hoop van Israël. God is op een heel bijzondere manier de hoop van Israël. Hij is Israëls hoop, omdat Hij Israëls mikwe is. Zoals het mikwe reiniging schenkt aan de onreine, zo doet God dat heel nadrukkelijk en heel in het bijzonder. Duidelijk blijkt uit deze verwijzing naar God Zelf, dat het mikwe in de Bijbel een heel belangrijke plaats inneemt.

De poel van Siloam was ook een mikwe. De blindgeborene moest er naar toe om zich te "wassen" (Joh. 9:7). Wij hebben reeds gezien dat het woord "wassen" in godsdienstig opzicht betekent: onderdompelen. De Here Yeshua gebood de blindgeborene om zich onder te dompelen in het mikwe van Siloam. Daarna was hij rein en was hij genezen! (denk ook aan Naäman). In de tempel waren ook veel mikwes. Er was er één in de kamer van de melaatsen. Niet alleen ex-melaatsen mochten zich hier onderdompelen, ook andere tempelbezoekers mochten dit. Daarnaast waren er vele mikwes op het tempelterrein in de verschillende kamers, opdat de priesters zich konden onderdompelen en zich geestelijk konden reinigen. De hogepriester had zijn eigen mikwes; één boven de waterpoort en één op het dak van de zogenaamde Parva-kamer.

Link Torah-voorschriften met de doop

Als een heiden zich bekeerde tot het Jodendom, moest hij op dezelfde manier bij het volk van God gaan behoren, zoals de Israëlieten eertijds het volk van God geworden waren en in het verbond met God opgenomen waren. Bij Israël was dit door drie speciale zaken geschied:

(1) Door de besnijdenis. Deze besnijdenis was in Egypte geschied. Ex. 12:48 en Joz. 5:4-5.

(2) Door een offer. Het verbond werd gesloten onder het teken van een offer. Ex. 24: 3-8: ‘’… Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen.' Toen nam Mozes het bloed en sprengde het op het volk en hij zei: 'Zie, het bloed van het verbond dat de HERE met u sluit, op grond van al deze woorden'’. Het offer werd voor het gehele volk gebracht.

(3) Door de doop der onderdompeling. Volgens de Joodse uitlegger Ibn Ezra nam het hele volk hier een mikwe, onderaan de berg Sinaï in Ex. 19. Het ging dus volgens hem niet zozeer om een gewone lichamelijke wasbeurt en reiniging van de kleding. Daardoor word je niet geheiligd!

Iedere man die zich uit het heidendom bekeerde tot het Jodendom, moest dezelfde 3 handelingen ondergaan als het volk had ondergaan. Zoals Israëlieten bij de Sinai in het verbond van God waren opgenomen, zo moest ook hij in het verbond worden opgenomen. Dit schijnt in het jodendom nog steeds te gelden. Het is alleen niet mogelijk een offer te brengen, nu er geen tempel is. Daarom wordt een man, die sinds de verwoesting van de tempel van het heidendom tot het Jodendom overgaat in het verbond opgenomen door besnijdenis en onderdompeling.

Dat lezen we in mondelinge overlevering: "Als hij omhoog komt na zijn onderdompeling, wordt hij in alle opzichten als een Israëliet beschouwd." (Jevamot 47b)

Wanneer degene die wil toetreden tot het Joodse volk genezen is van de besnijdenis, dompelen ze hem onmiddellijk onder, en twee Torah-geleerden staan bij hem op het moment van zijn onderdompeling en informeren hem over enkele soepele mitswot en enkele van de strenge mitswot. Als hij eenmaal is ondergedompeld en tevoorschijn is gekomen, geldt hij voor hen in alle opzichten als een geboren Jood.

Dat is waar de doop voor nieuw-gelovigen in het B’’CH naar verwijst, denk ik.

Als de proseliet onderging in het water, toonde hij dat hij aan zijn oude, heidense familie gestorven was. Hij was nu geen heiden meer. De heiden was gestorven. De heiden was dood. Zijn heidense familie was nu zijn familie niet meer. Als hij opkwam uit het water toonde hij, dat hij een nieuw leven begonnen was in het volk Israël. Hij was nu ‘wedergeboren’ als een Israëliet, als een man die in God geloofde. Hij gold als een pas geboren kind in het Jodendom.

De onderdompeling was zo belangrijk, dat zij als laatste kwam. Eerst besnijdenis, dan een offer en als laatste de onderdompeling. De onderdompeling was de sluitsteen en het hoogtepunt van de drie handelingen. Pas na de onderdompeling was de heiden geen heiden meer en was hij volledig in het Jodendom opgenomen. In Israël beschreef men dit als volgt: "Hij is in het mikwe als het ware teruggekeerd in de baarmoeder en er weer uit voort gekomen. Hij is opnieuw in de moederschoot ingedaald en er weer uitgekomen. Nu is hij wedergeboren. Hij is een nieuwe mens. Hij is geen heiden meer. Hij is nu volkomen een Israëliet."

Rabbi Yose zegt in de Talmoed: "Iemand die een proseliet is geworden, is als een pasgeboren kind." (Jevamot 48b)

Hier herkent u ongetwijfeld het gesprek dat de Here Yeshua voerde met Nicodemus. Wij lezen dit in Johannes 3. Toen de Here Yeshua sprak over de wedergeboorte, paste Nicodemus deze woorden direct toe op de onderdompeling. Hij vergeleek het mikwe, zoals de Joden gewend waren, met de baarmoeder, of zoals het in onze vertaling staat: de moederschoot. Dit betekent niet dat Nicodemus de Here Yeshua niet begreep en een flauwe opmerking maakte over het ingaan in de moederschoot. Nicodemus had het niet over de echte moederschoot. Hij had het over het mikwe.

Begrijp dus goed dat de term ‘wedergeboren’ in die tijd verwees naar een bekering tot het jodendom en dit werpt licht op dat gesprek tussen Yeshua en Nicodemus. Nicodemus vroeg zich af: ‘Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de moederschoot komen en geboren worden?’ (Johannes 3:4)

Vanuit zijn Joods perspectief vroeg Nicodemus in wezen: "Hoe kan ik me bekeren tot het Jodendom als ik al een Jood ben?"

Yeshua antwoordde: "Een mens moet geboren worden uit water en geest." (Johannes 3:5)

Hij legde Nicodemus uit dat we niet op ons "joodsheid" (of enig ander erfgoed) kunnen vertrouwen om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan. Een bekering van onze geestelijke toestand is noodzakelijk voor redding.
Nicodemus wist maar al te goed, dat de onderdompeling betekende, dat je stierf aan je eigen wil, aan je oude mens. Onderdompeling stond gelijk aan zelfvernietiging van de oude mens en wedergeboorte tot een nieuw leven. Bij de onderdompeling breek je je oude leven af en mag het nieuwe leven uit het watergraf verrijzen.

De matbiel

Eén van de 5 mannen die het onderzoek naar de kandidaat gedaan had, was nu degene die de doop voltrok. Hij heette, net zoals Jochanan heette: de Matbiel, de doper, dat is "de onderdompelaar". Hij fungeerde als een vader voor de proseliet. De man die uit het heidendom overging tot het Jodendom, stierf immers aan alle heidense banden. Hij had ineens zelfs geen familie meer. Bij de doop had hij echter ineens weer een vader. Als hij uit het doopwater kwam, was hij als een geboren Israëliet. Hij behoorde bij het volk Israël en had ook weer een vader.

Hoe ging de doop van de Proseliet? Het schijnt dat nadat men zich uitgekleed had, de nagels en het haar werden afgeknipt. Daarop daalde men tot de borst in het water. Zo bleef men staan, terwijl hem de Bijbelse geboden werden voorgehouden. Als de dopeling verklaarde dat hij deze geboden aanvaardde, werd hij helemaal ondergedompeld. Hij ging als heiden onder water en kwam als Israëliet boven water. Hij was nu een nieuw geborene, een wedergeborene.

Jochanan

Wat was de aanleiding van Jochanan’s doop? Dat lezen we in Luk. 1: 16-17: ‘’En hij zal velen van de Israëlieten bekeren tot de Heere, hun God. En hij zal voor Hem uit gaan in de geest en de kracht van Elia, om het hart van de vaderen te bekeren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de bedachtzaamheid van de rechtvaardigen, om voor de Heere een toegerust (perfect) volk gereed te maken.’’

In vers 17 staat ‘een toegerust volk’. Dit is in het Grieks kataskeuazo: ‘voorbereiden, klaarmaken, met het idee om te versieren en uit te rusten met alle benodigde dingen’. Maar in de AENT staat ‘een perfect volk’.

In Luk. 1:76 lezen we: ‘’En jij, kind, zult een profeet van de Allerhoogste genoemd worden, want je zult voor het aangezicht van de Heere uit gaan om Zijn wegen gereed te maken.’’ à Mal. 3:1 en 4:5 à Jes. 40:3

En in v. 78: ‘’Door de innige gevoelens van barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons omgezien heeft.’’ Dat is een opmerkelijke benaming: ‘de Opgang uit de hoogte’ (anatole à een opkomst (van de zon en de sterren) of het oosten (de richting waarin de zon opkomt)) als een verwijzing naar God.à Mal. 4:2

Maleachi – haftara

Zoals ik wel als bekend mag veronderstellen zijn bovenstaande gedeeltes citaten uit het boek Maleachi, o.a. het gedeelte dat we vandaag als haftara-lezing hadden. Waarom vandaag? Omdat het de Shabbat voor Pesach is. Pesach is het feest van de grote uitleiding, de verlossing. Voor die grote dag zal de profeet Elia (Eliyahu haNavi) komen, zoals Maleachi profeteert. Onze Joodse broeders spreken vaak over Eliyahu haNavi. Dit gebeurt o.a. bij de Pesach Séder, maar ook in het Birkat haMazon, de dankzegging na de (brood)maaltijd.

Laten we eens naar Maleachi gaan.

Allereerst zien we in Mal. 3:4 een toespeling naar het feit dat er weer geofferd gaat worden en dat dit behaaglijk is voor God. Uit de context (v2-3) lijkt dit over de toekomst te gaan, rondom de Dag des Heren, de wederkomst. Dit vers in het Hebreeuws komen we ook tegen aan het eind van het amida, het staande-gebed wat wij hier ook bidden. Let daar de volgende keer maar eens op.

Vervolgens zien we in Mal. 4:1 ook duidelijk een verwijzing naar de oordeelsdag: ‘’Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten.’’ i.t.t. Jes. 66:2

In Luk. 1:78 lazen we net over de Opgang uit de hoogte, maar in Mal 4:2 lezen we: ‘’Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal.’’

Vergelijk dit eens met 2 Sam. 23: 2-3: ‘’De God van Israël heeft gezegd, de Rots van Israël heeft tot mij gesproken: Er komt een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. Hij is als het licht van de morgen, wanneer de zon opgaat, een morgen zonder wolken; als de glans na de regen, die groen laat opkomen uit de aarde.’’

Een duidelijke voor-aankondiging van Yeshua.

Maleachi gaat verder in 4:4: ‘’Denk aan de wet van Mozes, Mijn dienaar, die Ik hem geboden heb op Horeb voor heel Israël, aan de verordeningen en de bepalingen.’’

Dit hangt dus helemaal samen met dat toegerust, perfecte, volk: Torah doen.

In Mal. 4: 5-6 lezen we tot slot: ‘’Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag. Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan.’’

Als het hart van de kinderen niet tot de vaders teruggebracht wordt, dan zal de aarde met de ban geslagen worden. Maar God zorgt ervoor dat ze wel teruggebracht worden, door Elia.

Met de ban slaan, is in het Hebreeuws cherem (חֵרֶם) à totale vernietiging.
De profeet Eliyahu handelde met de grootste kracht van de Ruach haKodesh, en hem vinden we in het koninkrijk van de Tien Stammen. Zo geloof ik ook dat de Elia-bediening van Maleachi 4 te maken heeft met het ontvluchten van het vuuroordeel over Babylon.

Yeshua zei dat Jochanan in de geest van Elia was gekomen (Mat. 11:13-14). Dat was in feite vóór Zijn eerste komst, om Zijn wegen te bereiden. Zou er nog een tweede Elia-bediening kunnen bestaan voor de wederkomst? Dat denk ik wel. We lezen dat Jochanan mensen ertoe opriep zich te bekeren. Hij deed de harten van de kinderen neigen tot de vaderen (doet ons denken aan de aartsvaders Avraham, Izak en Jakov- zie ook de terminologie in Jak. 2:21). Hij bereid een toegerust volk, een voorbereid, perfect volk. Voor de wederkomst van de Messias. Een studie van Manfred een aantal weken geleden ging erover of wij die wederkomst kunnen bespoedigen door onze levenswandelen. En de conclusie was dat dit inderdaad kan. Laat dat dus ook een aansporing voor ons zijn. Ook nu Pesach er weer aan komt. Zijn er nog zuurdesempjes in je leven die weg moeten? Zijn er nog aspecten in je leven die heiliging nodig hebben? Neem je de wetten rond onreinheid uit de Torah nog niet in acht? Dan heeft volgens mij iedereen een aspect om aan te werken. Ieder kan op zijn niveau een stap vooruit doen in het proces van heiliging. Vanzelfsprekend alleen met hulp van Gods Geest (Rom. 1:4).

De opdracht

Uit Yeshua's laatste instructies blijkt duidelijk dat tevilah of mikva een rol zou spelen bij het maken van alle heidense naties tot Talmidim (discipelen) van de Joodse Messias. Hij zei: "Ga daarom en maak alle volken tot mijn discipelen, door hen onder te dompelen in de naam van de Vader en de Zoon [Yeshua] en van Ruach HaKodesh [Heilige Geest]." (Matteüs 28:19)

 

 

 

Voor meer info over dopen, zie dit addendum over de doop in de Heilige Geest[2]

De Heilige Geest wordt beloofd als antwoord op de waterdoop (Handelingen 2:38-39: ‘’En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Yeshua Messias, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal.’’), maar kan ook vóór de doop worden gegeven, zoals in het geval van Cornelius (Handelingen 10:47-48: ‘’Kan iemand soms het water weren, zodat deze mensen, die evenals wij de Heilige Geest ontvangen hebben, niet gedoopt zouden worden? En hij beval dat zij gedoopt zouden worden in de Naam van de Heere. Toen vroegen zij hem enkele dagen bij hen te blijven.’’).

In Hand. 5:32 zien dat dit wel gepaard gaat met gehoorzaamheid: ‘’En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn.’’

Hoe word ik gedoopt in de Heilige Geest?

Terwijl de doop in water door mensen wordt gedaan in gehoorzaamheid aan wat Yeshua in Mattheüs 28 opdroeg, is het geven van de Heilige Geest een soevereine daad van God en moet van Hem worden gezocht. Johannes de Doper zei: Ik doop u met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest (Marcus 1:8).

 

Er staat dat de Heilige Geest wordt gegeven aan degenen die gehoorzamen (Handelingen 5:32). God schenkt verschillende maten van de Geest met verschillende manifestaties aan verschillende mensen. In de Torah lezen we dat de hogepriester op zijn hoofd werd gezalfd (Leviticus 21:10) terwijl de andere priesters de zalfolie op hun kleding hadden gesprenkeld, vermengd met bloed (Exodus 30:30). Een gelovige mag nooit verwachten de ervaring van een ander te evenaren.

Iedereen die vervuld wil worden met de Geest, moet eerst zijn motieven onderzoeken. Verlangt hij er oprecht naar om getuige van de Messias te zijn – om kracht van boven te ontvangen om Hem te verkondigen in Jeruzalem, Samaria en tot aan de uiteinden van de aarde? Dan heeft hij de juiste motieven. Dan moet hij bidden, en de Geest zal gegeven worden. Of zoekt hij, net als Simon de Tovenaar (Handelingen 8:18), de macht voor zijn eigen reputatie, roem en financiële voordeel? Als dat zo is, vraagt ​​hij het met verkeerde motieven en zal het niet worden gegeven (Jakobus 4:3).

De Heilige Geest kan komen als gevolg van handoplegging (Hand. 19: 4-6). Maar gelovigen moeten op hun hoede zijn voor verleidingspogingen die lijken op de profeten van Baäl op de berg Karmel (zie 1 Koningen 18).

Wordt de gave van tongen nog steeds gegeven als een manifestatie van de Geest?

Zoals de gave van de Geest een soevereine daad van God is, zo zijn de manifestaties van het ontvangen van Zijn Geest. We kunnen niet beperken wat God kan doen, noch de legitimiteit ontkennen van een ervaring die een gelovige heeft gehad - inclusief extatische spraak of de gave van tongen.

In 1 Kor. 14:22 lezen we ‘’Zo zijn de talen (tongen) dus tot een teken, niet voor hen die geloven, maar voor de ongelovigen, en zo is de profetie niet voor de ongelovigen, maar voor hen die geloven.’’

Paulus bevestigt dat tongen een teken waren voor ongelovigen – d.w.z. een indicatie dat de straf van degenen die ‘niet wilden luisteren’ nabij was (1 Korintiërs 14:22).

Tongen waren dus gebruikelijk in de gemeente tot de tijd van de verwoesting van de tempel in 70 . Chr.. Daarna waren tongen niet meer gangbaar.

Met verwijzing naar de leer van Paulus in 1 Korintiërs 14, moeten we niettemin overwegen of de moderne terugkeer van tongen niet opnieuw een teken is van Gods ophanden zijnde oordeel over hen die zelfzuchtig zijn in hun geloof en de duidelijke boodschap van de Schrift niet willen horen. Dit oordeel is niet gericht tegen degenen die het geschenk ontvangen, maar tegen degenen die hun eigen lichaam verontreinigen, autoriteit verwerpen en hemelse wezens belasteren (Judas 1:8) - d.w.z. die hun eigen begeerten volgen in strijd met het woord van God.

"Dopen met de Heilige Geest" verwijst naar Yeshua’s programma om mensen te reinigen door openbaring door middel van de Geest. Bovendien is dit concept geworteld in joodse messiaanse tradities, die een Messias konden verwachten die zou oordelen, herstellen en reinigen door middel van Zijn, met de Geest doordrenkte, Woord.

 

[1] Mishnah Zavim | Sefaria

[2] Instruction about Baptisms (messianicgoodnews.org)