Dag 3 van de ongezuurde broden

Lezingen:

Thora: Exodus 34:1-26, Numeri 28:19-25

Haftarah: Ezechiël 37:1-14

haBrit Chadasja: Efeze 5:25-33

Ik wil, voor ik begin met mijn eigen uitleg, nog even terug komen op de uitleg van afgelopen donderdag van JW. We lazen uit Jesaja 53, een hoofdstuk dat jullie allemaal bekend zou zijn.

De reden dat ik hierop terug kom, is een punt dat ik later in deze lezing ook nog een keer zal noemen:

Als je wilt weten wat er met een bepaald Bijbelgedeelte wordt bedoelt, dan is het belangrijk te kijken of hierover op andere plekken in de Bijbel ook iets wordt gezegd.

Voor degenen die er niet waren: Dit Bijbelgedeelte werd aangehaald om aan te tonen hoe in de Tenach over de Messias wordt gesproken. In Christelijke kringen wordt al snel gezegd: Dat gaat over Jezus. Niet iedereen was het hier mee eens. Dit gedeelte zou slaan op Israël, werd gezegd. En inderdaad, als je op internet gaat rond kijken, zie je dat er heel wat argumenten zijn dat dit Bijbelgedeelte over Israël gaat. Ook in Messiaanse kringen.

Laten we nu eens kijken wat er staat in Handelingen 8:30-35:

30 En Filippus snelde ernaartoe, hoorde hem de profeet Jesaja lezen en zei: Begrijpt u ook wat u leest?

  1. Maar hij zei: Hoe zou ik dat kunnen, als niemand mij de weg wijst? En hij verzocht Filippus op de wagen te klimmen en bij hem te komen zitten. 32. En het Schriftgedeelte dat hij las, was dit: Hij is als een schaap naar de slachting geleid en zoals een lam stemmeloos is bij de scheerder, zo doet Hij Zijn mond niet open. 33. In Zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen en wie zal over Zijn geslacht vertellen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggenomen. 34. En de kamerheer antwoordde Filippus en zei: Ik vraag u, over wie zegt de profeet dit? Over zichzelf of over iemand anders? 35. En Filippus deed zijn mond open en, uitgaande van dat Schriftwoord, verkondigde hij hem Jezus.

De tekst die in vers 32 genoemd wordt is Jesaja 53:7:

Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open.

De tekst in Handelingen 8 leert ons dat Jesaja 53 in ieder geval wijst op de Messias. LET OP: Dit sluit dus niet de uitleg uit dat Jesaja 53 ook betrokken kan worden op Israël.

==============

We staan in deze week stil bij Pesach – niet alleen bij de uittocht uit Egypte, maar ook het lijden en sterven van Jesjoea. Het is interessant om er bij stil te staan dat Jesjoea precies wist wat er met hem en de wereld zou gaan gebeuren op die ene Pesachviering. Een vers waar dan al snel over heen wordt gelezen is Lukas 9:51. We lezen dit al snel als: Jesjoea ging naar Jeruzalem omdat hij wist dat Hij daar zou gaan sterven. Er zijn echter in deze tekst twee delen die vanuit het Grieks moeilijk te vertalen zijn:

Lukas 9:51 Het geschiedde, toen de dagen van Zijn opneming vervuld werden, dat Hij Zijn aangezicht naar Jeruzalem keerde om daarheen te reizen. (HSV)

 

NBV: Toen de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen, ging hij vastberaden op weg naar Jeruzalem.

GNB: Toen de tijd aanbrak dat God hem tot zich zou nemen, besloot Jezus naar Jeruzalem te gaan

WV2012: Toen de tijd naderde dat Hij zou worden weggenomen, koos Hij vastberaden Jeruzalem als reisdoel

Hij keerde zijn aangezicht naar Jeruzalem – betekent in een bepaalde richting gaan.

Hij ging vast besloten:

Waarom?

Zijn opneming. Dit is niet zijn kruisiging! Zie de andere teksten.

Zie ook de verwijzingen bij deze tekst:

Markus 16:19 De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God.

Handelingen 1:2 tot op de dag waarop Hij opgenomen is, nadat Hij door de Heilige Geest aan de apostelen, die Hij uitgekozen had, opdrachten had gegeven.

1 Timotheüs 3:16 En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is verschenen aan de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.

Jesjoea kijkt al vooruit. Hij kijkt verder dan de gruwelijke weg die Hij moet gaan. Hij heeft het einddoel voor ogen. Wat gaf Hem de kracht en de vastberadenheid om gewillig de weg van marteling en marteldood te gaan? Jesjoea keek uit naar zijn terugkeer naar de Vader, om aan de rechterhand van de Vader te zitten.

Jesjoea haalt aan het kruis de woorden van Psalm 22 aan:

Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?

(Matt 27:46b – Psalm 22:2a). Als je deze psalm verder leest, dan zul je begrijpen dat God zijn Zoon Jesjoea nooit in de steek heeft gelaten. Zo heeft God ook zijn uitverkoren volk Israël nooit in de steek gelaten.

Als we Pesach vieren, dan mogen we verder kijken dan de bevrijding uit Egypte. Dan mogen we ook verder kijken dat het offer en de opstanding van Jesjoea zelf. Hij is naar de hemel opgevaren en zit aan de rechterhand van Zijn Vader, waar Hij zich voorbereidt op zijn Wederkomst.

Het feest van de ongezuurde broden:

Waar gaat het om bij het feest van de ongezuurde broden?

  • heiliging en afhankelijkheid van God. (Torah)

  • Na het ontvangen van het offer van Jesjoea, begint onze levensheiliging.

Paulus roept ons ook op om de ongezuurde broden te vieren. Hij spreekt tot de gemeente in Korinthe, die bestond uit Joden en heidenen:

1 Korinthe 5:6-8

  1. Uw roem is niet goed. Weet u niet dat een klein beetje zuurdeeg het hele deeg doorzuurt? 7. Verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus. 8. Laten wij dus feestvieren, niet met oud zuurdeeg, ook niet met zuurdeeg van slechtheid en boosaardigheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid.

Niet alleen voor Israël – ook voor de andere volken.

Jesjoea kwam allereerst om de Israëlieten te redden. Zo zegt hij tegen een Kananese vrouw:

Mattheüs 15:24 (…)

Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.

Toch zendt Jesjoea zijn discipelen er ook op uit naar de andere volken (Matt 28:19) en leert Paulus ons in Efeze 2:13-20

  1. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. 14. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken, 15. heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, 16. en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. 17. En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren. 18. Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. 19. Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, 20. gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is.

Het typische is, dat als je naar de verwijsteksten bij vers. 17-20 leest, je vrijwel alleen verwijzingen vindt naar andere teksten in haBrit Chadasja. We weten echter dat Paulus zijn onderwijs baseerde op de schrift, zoals die toen bekend was, oftewel de Tenach. Dat mensen in grote getale bij het volk van God gevoegd worden, terwijl zij fysiek niet van Israël afstammen, komen we al tegen bij de verlossing en geboorte van het volk Israël. Zo lezen we in Exodus 12:38:

Ook trok een grote groep van mensen van allerlei herkomst met hen mee, en kleinvee en runderen, zeer veel vee. Wanneer je het vervolg van de geschiedenis van de tocht door de woestijn leest, zie je dat deze mensen worden opgenomen in de stammen van Israël en niet als een aparte groep worden gezien.

Maar we zien het ook terug bij de profeten.

Zo verkondigt Jesaja in hoofdstuk 56:3-7

3 Laat de vreemdeling die zich bij de HEERE gevoegd heeft, niet zeggen: e HEERE heeft mij geheel en al van Zijn volk gescheiden; laat de ontmande niet zeggen: Zie, ik ben maar een dorre boom.

  1. Want zo zegt de HEERE over de ontmanden die Mijn sabbatten in acht nemen,

verkiezen wat Mij behaagt, en vasthouden aan Mijn verbond:

  1. Ik zal hun in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan die van zonen en dan die van dochters; een eeuwige naam zal Ik ieder van hen geven, een naam die niet uitgewist zal worden.

  2. En de vreemdelingen die zich bij de HEERE voegen om Hem te dienen en om de Naam van de HEERE lief te hebben, om Hem tot dienaren te zijn; allen die de sabbat in acht nemen, zodat zij hem niet ontheiligen, en die aan Mijn verbond vasthouden:

  3. hen zal Ik ook brengen naar Mijn heilige berg, en Ik zal hen verblijden in Mijn huis van gebed.

Hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op Mijn altaar. Want Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken.

Zacharia 8:20-23:

  1. Zo zegt de HEERE van de legermachten: Er zullen weer volken komen en inwoners van veel steden. 21. De inwoners van de ene stad zullen gaan naar die van de andere en zeggen: Laten we meteen gaan om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, om de HEERE van de legermachten te zoeken; ík zal ook gaan.

  2. Dan zullen veel volken komen en machtige heidenvolken, om de HEERE van de legermachten in Jeruzalem te zoeken en om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen. 23. Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.

Bij dit laatste vers wil ik nog even extra stil staan, want het zegt volgens mij veel over waar we moeten zijn als het gaat om onze redding en onze levensheiliging.

Zacharia profeteert in de tijd na de terugkeer uit de ballingschap en voor de inwijding van de nieuwe tempel. Hij profeteert over het heil van God dat aanbreekt. Dit komt tot een climax in de gelezen verzen, waar hij aankondigt dat Jeruzalem het centrum zal worden waar de hele wereld samen komt om God te aanbidden. En dan staat daar dus vers 23:

Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.

Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.

Hieruit klinkt het heftige verlangen de God van Israël te mogen leren kennen en onder zijn hoede te stellen. Maar wie zijn dat dan die dat verlangen hebben?

 tien mannen uit alle talen van de heidenvolken

Deze 10 vertegenwoordigen die volken. Dat 10 staat voor een vertegenwoordiging van velen, kunnen we onder andere halen uit Jozua 22:13 en 14:

13 Toen stuurden de Israëlieten Pinehas, de zoon van Eleazar, de priester, naar de nakomelingen van Ruben, de nakomelingen van Gad en naar de halve stam Manasse, in het land Gilead, 14 en tien leiders met hem, van elke familie één leider, uit al de stammen van Israël. Ieder van hen was hoofd van hun familie van de duizenden van Israël.

Deze 10 is ook het getal van een Minyan. Dit is het minimale aantal mannen dat aanwezig moet zijn om bepaalde gebeden uit te kunnen spreken, maar was in de tijd van haBrit Chadasja ook het minimum om een gemeente te vormen in een synagoge.

(In Filippi was geen minyan en dus ook geen synagoge. Daarom werd er gebeden bij de rivier. Handelingen 16:13 En op de dag van de sabbat gingen wij de stad uit, de rivier langs, waar het gebed gewoonlijk plaatsvond; en nadat wij daar waren gaan zitten, spraken wij tot de vrouwen die er samengekomen waren.)

 

de punt van de mantel

Waarom de punt van de mantel? We zien ook de bloedvloeiende vrouw die zich vastgrijpt aan de punt / slip van de mantel van Jesjoea (Matt. 9:20).

Aan de hoek van de mantel zit de Tzitzit. Hiervan lezen we in Numeri 15:37-40:

37 De HEERE sprak tot Mozes: 38. Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen dat zij voor zichzelf, al hun generaties door, kwastjes moeten maken aan de hoeken van hun kleren. Aan de kwastjes aan de hoek moeten zij een blauwpurperen draad bevestigen. 39. Die zal voor u aan de kwastjes zitten, opdat u, wanneer u hem ziet, aan al de geboden van de HEERE denkt en die doet, zodat u niet uw eigen hart en uw eigen ogen zult onderzoeken, waar u als in hoererij achteraan gaat; 40. opdat u aan al Mijn geboden denkt en die doet, en heilig bent voor uw God.

De hoeken van de mantel brengen ons naar de instellingen en bepalingen van God. Daar zit ons onderwijs in, hoe wij hebben te leven. Wanneer wij ons leven willen heiligen en willen leven met God, moeten we ons niet laten leiden door wat ons eigen hart, ons eigen verlangen, ons ingeeft, maar wat Hij ons leert in Zijn Woord.

Een Joodse man

Het is de punt van de mantel van een Joodse man.

Dit is mijns inziens niet zomaar een Joodse man. Ik denk dat dit allereerst slaat op Jesjoea zelf. Wanneer Hij de discipelen erop uit zendt, zegt Hij immers niet: en leert hen onderhouden al wat wij geleerd hebben, nee er staat in de opdracht aan de discipelen:

Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. (Mattheüs 28:19)

Ook Paulus wijst ons steeds weer op Jesjoea. Hij is het die ons met God verzoende, maar Hij is het ook die Zijn volk steeds weer terugbracht naar hoe de Thora uitgelegd moest worden.

Tegelijk slaat dit denk ik ook op de rol die onze Joodse broeders hebben in de uitleg van de Thora. Jakob zegt immers  tegen Juda, wanneer hij de zegen uitspreekt over zijn zonen:

De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen. (Genesis 49:10)

Totdat Jesjoea terug komt zal Juda een leidende rol hebben in het onderwijs naar hoe we de Thora mogen uitleggen. Mijns inziens gaan ook de discipelen daarvan uit wanneer zij in het apostelconvent uitspreken:

Want Mozes heeft van oude tijden af in elke stad mensen die hem prediken, want hij wordt elke sabbat in de synagogen voorgelezen. (Handelingen 15:21)

Neem niet alles klakkeloos over!

Tegelijk, wees kritisch en neem niet alles klakkeloos over!

We mogen veel leren van wat de Joden, en dan met name hun Rabbijnen, hun leermeesters, ons leren, maar dat betekent niet dat we alles zomaar moeten aannemen.

Paulus was een farizeeër en ook Jesjoea stond in de uitleg van de Thora het dichtst bij de Farizeeën. Vandaar dat hij juist met hen ook veel in discussie was over hoe je de Thora moet uitleggen. Tegelijk waarschuwt hij ook tegen de leer van de farizeeën.

Tegelijk – en ook daar kwamen we afgelopen donderdag op – in diverse Rabbijnse uitleggingen wordt gebruik van Kabbala. Nu zijn er verschillende soorten kabbala en zijn er ook goede elementen in te vinden, maar voor je het weet, bevind je je op een gevaarlijk occult pad.

Wees dus altijd kritisch bij wat je geleerd wordt, toets of het waar kan zijn en – als het enigszins mogelijk is – wat de bronnen zijn.

In ieder geval zijn de volgende punten van belang:

  1. Uitleg / toepassing mag niet tegen de letterlijke tekst in gaan.

Wat in ieder geval belangrijk is, is dat de toepassing van een gebod of een andere Bijbeltekst, nooit de letterlijke tekst van de Bijbel mag tegenspreken. Hiermee komen we ook weer uit op de principes die ik eerder noemde:

  • Bestudeer wat er op andere plekken in de Bijbel over een bepaalde tekst of schriftgedeelte wordt gezegd.

  • Vergelijk vertalingen en verklaringen met elkaar. Het heeft meerwaarde als je zelf ook de grondtekst erbij kan lezen, maar bedenk dat je in je eentje niet alle wijsheid in pacht hebt dat jij dan precies weet hoe iets vertaald moet worden. Daar hebben we elkaar – en dus ook de vertalers en verklaringen – bij nodig.

  1. Let op de context

Romeinen 7 vers 6 lijkt te zeggen alsof de Wet, de Thora, niet meer voor ons van toepassing zou zijn. Zo staat er:

Maar nu zijn wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij in nieuwheid van Geest dienen, en niet in oudheid van letter.

Als je niet ziet dat heel hoofdstuk 6  tot en met 8 een uitwerking zijn van hoofdstuk 5:20 en 21, kun je al snel tot  de conclusie komen dat de Thora voor ons niet zou gelden.

  1. Het gaat om je hart!

En dat is denk ik het belangrijkste. In deze tijd van zuurdesem verwijderen kunnen we doorgaan in de discussie, wat wel of niet mag: Mag je wel of geen pasta en rijst eten? Mag je alleen pannenkoekenbeslag gebruiken dat binnen 15 minuten klaar is of kun je met gerust geweten in één keer een hele stapel pannenkoeken maken? Als we ons verliezen in die discussies, vergeten we waar het werkelijk om gaat:

God wil dat wij het zuurdesem uit ons leven weg doen! Hij wil dat wij ons richten op hem. Hij vraagt naar je hart! Wat wij uiterlijk doen heeft alleen zin, als het voor ons door werkt in ons hart! Vraag je daarom steeds meer af: Wat zijn de lessen die ik kan leren voor mijn leven? Wat betekent dit voor jou relatie met God. Heel de Thora en alle uitwerking daarvan in de rest van de Bijbel gaat uiteindelijk hierom: God wil dat je leeft. Hij wil een relatie met Zijn volk. Hij wil een relatie met jou!