Parasha Jethro

Thora: Exodus 18:1-12;  20:18-26

Haftara: Isaiah 6:1-7:6; 9:5-6

Brit Chadashah: Mat. 5:13-20 8:5-20

Twee verhalen:

  • Jethro bereidt Mozes en Israël voor op het dienen van de Eeuwige

  • Verbondsluiting met God; eeuwige grondwet, samenvatting; tien woorden

In het thora-gedeelte van vorige week stond hoe de legers Israël achtervolgden, maar door God verdronken in de Rietzee. Eerst waren de Israëlieten heel blij over hun nieuwe vrijheid uit de slavernij. Daarna begonnen ze al snel te klagen over de moeilijke dingen van het leven in de woestijn. De Eeuwige was toch genadig en zorgde voor water en manna uit de hemel om in de dingen die ze nodig hadden te voorzien.

Parasha Yitro begint met:

Toen Jethro, de priester van Midian, de schoonvader van Mozes, alles hoorde wat God voor Mozes en Zijn volk Israël gedaan had, namelijk dat de Eeuwige Israël uit Egypte geleid had,(Exodus 18:1)

Mozes schoonvader Jethro had gehoord hoe God zijn schoonzoon en zijn familie had gezegend door hen te verlossen van hun onderdrukking in Egypte, en hij ging naar Refidim om hem te ontmoeten. Jethro bracht ook Mozes’ vrouw Zippora en zijn twee zonen Gersom en Eliëzer mee (die blijkbaar allemaal voor de uittocht van de Israelieten naar Midian waren teruggegaan). Toen ze weer samen waren, vertelde Mozes zijn schoonvader alles wat de Eeuwige de farao en de Egyptenaren had aangedaan voor Israël, alle ontberingen die hen onderweg waren overkomen en hoe God hen had verlost. Jethro verheugde zich, prees de EEUWIGE en bracht offers- die vervolgens gemeenschappelijk werden gegeten met Aaron, de broer van Mozes, en de oudsten van de Israëlieten.

De volgende dag , toen hij zag dat Mozes vol zat door de zorgen van het volk, adviseerde Jethro heel wijs dat een systeem van rechters hem zou kunnen helpen de last van het regeren van de Israëlieten te dragen, waardoor Mozes meer tijd zou hebben om een effectievere bemiddelaar van de Eeuwige te zijn. Mozes luisterde naar het advies van zijn schoonvader en daarna ging Jethro weer terug naar zijn huis in Midian. In de Joodse traditie wordt Jethro gezien als een Tzedek; een rechtvaardige bekeerling.

Na de derde nieuwe maan na het verlaten van Egypte, (dat is de eerste van de maand Sivan) sloegen de Israëlieten hun kamp op tegenover de berg Sinai, de plaats waar Mozes eerst was aangesteld. Mozes beklom de berg en daar gebood God hem om de leiders te vertellen dat als ze de Eeuwige zouden gehooorzamen en zijn verbond zouden gehoorzamen en zijn verbond zouden nakomen, ze een “koninkrijk van priesters en een heilige natie, zouden zijn.

Exodus 19:5,6

  1. Nu dan, als u nauwkeurig Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de aarde is van Mij. 6. U dan, u zult een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de kinderen van Israël moet spreken.

Na het overbrengen van deze boodschap reageerden de mensen door te verkondigen; “Alles wat de Eeuwige gesproken heeft, zullen wij doen”. Mozes keerde toen terug naar de berg en kreeg te horen dat hij het volk moest bevelen zich te heiligen voordat de Eeuwige binnen drie dagen op de berg zou neerdalen. De mensen moesten zich onthouden van wereldse gemakken en niet de grenzen van de berg aanraken, want dan zouden ze worden gedood.

“Wees klaar voor de derde dag (de zesde dag van Sivan, zeven weken na de uittocht) toen verzamelden alle kinderen van Israël zich aan de voet van de berg Sinai, waar de Eeuwige neerdaalde te midden van donder, bliksem, opbollende rook, vuur en de grote ontploffing van de Sjofar. Mozes ging naar boven, maar de Eeuwige zei tegen hem dat hij terug moest gaan naar het volk en tegen iedereen te zeggen dat ze geen voet op de berg mochten zetten, anders zouden ze worden verteerd door de toorn van de Eeuwige.

Op dat moment gaf de Eeuwige het fundament van goed gedrag wat van de kinderen van Israël verlangd wordt: de Tien Geboden:

  1. Ik ben de JHWH Uw God die u uit Egypte heeft verlost…

  2. Je zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben…

  3. Gij zult de naam van de EEUWIGE, uw God, niet ijdel gebruiken…

  4. Denk aan de sabbatdag om die heilig te houden…

  5. Eer je vader en je moeder…

  6. Je zult niet moorden…

  7. U zult geen overspel plegen…

  8. Je zult niet stelen…

  9. U zult geen vals getuigenis afleggen tegen uw naaste…

  10. Je zult niet begeren…

Ik ben JHWH, uw God,

die u uit het land Egypte,

uit het slavenhuis, hebt geleid”

(Exodus 20:2)

                                                                                                             

In de overleveringen staat dat de zesde Sivan een Shabbat was. Op die dag werden de Israëlieten wakker van luide donderslagen, bliksemflitsen en rokerig vuur rond de berg Sinai. Het geluid van de sjofar werd luider en luider totdat iedereen angstig was. Mozes riep de Israëlieten om dichterbij te komen, en toen werd de hemel opengescheurd en werd de hele berg ontwortelt en in de lucht opgehangen. Het vuil en de rotsen van de berg Sinai werden veranderd in puur kristal en de Israelieten konden omhoog kijken door het transparante terrein. Plotseling riep de stem van de Eeuwige naar de Israelieten: “Of je accepteert de thora, of je wordt hier begraven!” De Israelieten riepen als antwoord: kol asher diber Adonai na’aseh (“alles wat de Eeuwige spreekt, zullen wij doen”). De Eeuwige sprak toen, in een enkele uiting, alle Tien Geboden tegelijk uit. Hemel en aarde beefden en rivieren keerden in hun loop  om. Nadat het volk weer tot bedaren was gekomen, herhaalde de Eeuwige langzaam de lijst met geboden, te beginnen met het eerste: “Ik ben de JHWH, uw God, die u uit Egypte heeft geleid. “Toen de Eeuwige het tweede gebod begon uit te spreken, begonnen de mensen angstig terug te vallen en smeekten Mozes om hun “tussenpersoon” of bemiddelaar te zijn.

De thora lezing eindigt met de doodsbange Israëlieten die Mozes smeken om hun bemiddelaar te zijn, opdat ze niet sterven voor de tegenwoordigheid van God. Het volk bleef toen ver weg staan, terwijl Mozes alleen de dichte duisternis naderde waar God was.

Verbinding Thora met de lezingen uit de Haftara en haBrit Chadsasja:

De wijzen brachten de aanvaarding door Israël van het verbond bij de Sinaï in verband met het antwoord van de profeet Jesaja op de vraag van de Eeuwige: “Wie zal ik sturen en wie zal ons gaan?” Jesaja’s antwoord: “Hier ben ik” was hetzelfde woord dat zowel door Mozes als door Samuel werd gebruikt, toen ze de Eeuwige hadden ontmoet.

God gaf Jesaja toen de opdracht om het de mensen te gaan vertellen, keer op keer te luisteren (maar niet te begrijpen); kijk keer op keer (maar zie niet). Net als bij Farao zou het hart van de luisteraars verhard zijn en zou de boodschap genegeerd worden. Toen Jesaja vroeg hoe lang hij moest prediken, zei de EEUWIGE totdat hun steden allemaal verwoest zijn en hun volk uit het land verbannen is. Toch zou er een “heilig zaad” overblijven waaruit de mensen op een dag zouden worden wedergeboren.

Zo lazen we in Jesaja 6:3:

Heilig, heilig, heilig is de HEER van de legermachten;

heel de aarde is vol van Zijn Eeuwigelijkheid! (Jes. 6:3)

In de grondtekst is dat:

Kadosh kadosh kadosh Adonai Tzeva’ot

Meloh khol ha a’retz kevodoh

Een van de eerste taken van Jesaja was blijkbaar om koning Achaz van Juda gerust te stellen dat ondanks de dreiging van een invasie door het Noordelijk Koninkrijk (dwz Israel), verbonden met Syrie, God zou ingrijpen en de invasie niet zou laten slagen. Bovendien werd aan Juda een komende koning beloofd die de gerechtigheid voor altijd zou herstellen:

Jesaja 9:5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de Eeuwigeschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam

Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.

Veel Joodse commentaren beschouwen het beloofde kind als Hizkia, de opvolger van Achaz en de Messiaanse hoop van Israël in die tijd. Ze geloven dit om dat de werkwoorden joulad en nitan hier in de voltooide tijd staan. Dat suggereerd een voltooide actie. Als je echter naar Jesaja 5:13 kijkt, dan wordt daar ook de voltooide tijd gebruikt. Dat zou suggereren alsof Israël al in ballingschap was gegaan terwijl dit op dat moment nog niet was gebeurd. De ballingschap zou pas veel later plaats vinden.

Hoe dan ook, de hoop dat één van Davids nakomelingen het koninkrijk van God op aarde zou vestigen, is een terugkerend thema in Jesaja. De geboorte van Hiskia betekende Gods aanwezigheid bij Israël in een onzekere en zorgwekkende tijd in de Joodse geschiedenis.

Als je verder leest in vers 6, dan lezen we het volgende:

Aan de uitbreiding van deze Eeuwigeschappij

en aan de vrede zal geen einde komen

op de troon van David

en over zijn koninkrijk,

om het te grondvesten

en het te ondersteunen

door recht en gerechtigheid,

van nu aan tot in eeuwigheid.

De na-ijver van de HEER van de legermachten

zal dit doen.

De taal in vers 5 en 6 verwijst naar de ideale Koning van Israël, de Messiaanse hoop, in termen die gelezen kunnen worden als Gods Aanwezigheid belichaamd, fysiek aanwezig, op aarde. De vier termen die gebruikt worden om deze koning te beschrijven gaan veel verder dan wat we kunnen zeggen van koning Hizkia,

Het woord pele (Wonderbaarlijk, of Wonderlijk (HSV)) wordt gebruikt in Rechters 13:18 met betrekking tot de naam van de Engel des Eeuwigen, die in 13:22 wordt geïdentificeerd als God.

Yoetz El Gibbor (Raadsman, sterke God) is een titel voor de Heilige van Israëll (Jesaja 10:20-21, Psalm 24:8)

Avi’ad (Eeuwige Vader of Vader van de eeuwigheid) verwijst naar God als Avinu Malkenu (Jesaja 63:16, 1 Kronieken 29:10; Psalm 68:6, Maleachi 2:10)

Wat de vierde titel Sar Shalom betreft, wijzen zowel de Talmoed als de Heilige Schrift naar “de Naam van God als Vrede”: (Shabbat 10b, Rechters 6:24)

Het is daarom duidelijk dat deze termen aanduidingen zijn voor de Eeuwige, de God van Israël en niet alleen die van een mens.

De beloofde koning van Juda, de Wonderlijke, Raadsman van de Machtige God, de Vader van de Eeuwigheid en de Vorst van de vrede, was de Zoon van David die komen zou. Degene die het beloofde koninkrijk zou erven. Onze lezing uit de Brit Chadasja laat zien dat de toegang tot het koninkrijk door middel van het geloof was, niet door middel van de “laars van de rondtrekkende krijger in het strijdgewoel” die bestemd was voor het vuur (Jesaja 9:4)

God gaf ons zijn Thora, als richtlijnen voor het leven. De traditie leert ons dat er 613 geboden in de Thora staan. Ondanks verschillende pogingen die door de eeuwen heen zijn gedaan, is er nooit een definitieve lijst van deze geboden geweest. Van degenen die geprobeerd hebben deze lijst samen te stellen is niemand het met de ander eens.

Sommigen zeggen dat het getal 613 afkomstig is van een fantasievolle midrasj, die ons leeft dat het getal 613 door Giod is gekozen uit het optellen van 365 dagen in het jaar, overeenkomstig 365 negatieve geboden, met de 248 delen van het lichaam, overeenkomstig met de 248 positieve geboden. Dit impliceert dat we elke dag ons lichaam moeten gebruiken om God te dienen.

Ongeacht de exacte telling van het aantal geboden van de Thora, volgt de Talmoed de apostel Paulus in zijn overtuiging dat alle geboden van de Tora afgeleid zijn van de tien geboden, de tien verklaringen, die God bij de Sinaï uitsprak. En daarvan is de eerste verklaring de meeste fundamentele:

IK BEN JHWH, uw Elohiem, die u uit Egypte, uit het slavenhuis heeft geleid. (Exodus 20:2)

Deze fundamentele verklaring werd later herschreven door de profeet Habakuk als:

de rechtvaardige zal door zijn geloof leven

(Habakuk 2:4b)

Deze verklaring wordt door Paulus aangehaald in Galaten 3:11 en vinden we ook terug in Hebreeën 10:38.

Met andere woorden: alle geboden van God komen neer op onze heilige plicht om de waarheid van Gods liefde te geloven.

Geloof gaat om vertrouwen en om daden. Het zijn niet de daden die ons redden. Het zijn wel onze daden die laten zien dat we geloven. Geloof begint met liefhebben van en vertrouwen in onze God en Vader; in onze Messias Jesjoea; in de Ruach haKodesh. Vandaaruit gaan we steeds meer leren leven naar hoe God het heeft bedoeld.

Wij kunnen uit onszelf nooit volledig aan Gods richtlijnen en bepalingen voldoen. Wij kunnen het Eeuwige Leven niet verdienen. Hoe dankbaar mogen we zijn, dat de Eeuwige ons heeft voorzien van een grotere Middelaar dan Mozes, om daar binnen te gaan waar God is! Jesjoea de Messias is onze Hogepriester van het betere verbond, gebaseerd op betere beloften (Hebr. 8:6). Door middel van Zijn opofferingswerk kunnen we nu naderen tot God, zonder angst voor Zijn toorn. De “derde dag” van Mozes op de berg Sinai betekende angst en dood voor het oude Israël, maar de derde dag van Jesjoea in Moria betekent voor altijd leven en liefde voor heel Israël!

(De tekst is grotendeels afkomstig van www.hebrew4christians.com)