Parashat Wajeera – 23-10-2021

 

De lezingen van de sabbat:

Torah: (Genesis 18-21)   Genesis 22:1-24

Haftarah: 2 Kon 4:1-37

Brit Chadasja: Hebr. 11:8-19

 

Het parasja gedeelte van deze week begint met het bezoek van 3 mannen, die de tenten van Abraham lijken te gaan passeren. Wat opvalt is de gastvrijheid van Abraham. De Joodse traditie leert ons dat het bezoek van deze mannen 3 dagen na de besnijdenis van Abraham plaats vindt. Op die dag was de pijn op zijn ergst. Toch haast Abraham zich de mannen tegemoet te snellen en te regelen dat zij gastvrij onthaald worden.  Abraham en Sara bereiden het beste voor wat ze hebben, zonder te weten wie ze voor zich hebben.  Dit doet ons denken aan Hebreeën 13:2: Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden.

Wees dus bereid anderen gastvrij te ontvangen bij je thuis. Daar zul je in gezegend worden.

 

Naast zijn grote gastvrijheid zien we bij Abraham ook het belang van het dienen. Naast dat hij voor een voortreffelijke maaltijd zorgt, zorgt hij er ook voor dat de voeten van de drie mannen gewassen kunnen worden. We zien hier een parallel met onze messias Yeshua, die eeuwen later zelf de voeten van zijn discipelen wast. (Johannes  13) Hij stelt zich op als een slaaf en leert zijn discipelen om dienstbaar te zijn. We worden opgeroepen om de minste te willen zijn en ons dienend op te stellen naar de ander. Let op; het gaat hier niet om een slaafs volgen van de ander, maar om een bewuste keus om dienend te zijn.

 

Abraham haast zich om de maaltijd in orde te krijgen en het voor de mannen geriefelijk te maken. Haastige spoed is zelden goed kun je denken. Abraham haast zich om alles snel in orde te krijgen om daarna tijd te kunnen maken voor het gesprek en de inhoud. De haast is in dit geval dus wel goed. Het gaat hem niet om al die praktische zaken. Ja, het moet goed in orde zijn voor zijn gasten, maar uiteindelijk gaat het Abraham om de inhoud van de ontmoeting. Hij neemt uitgebreid de tijd om met hen in gesprek te gaan. Dit is heel anders dan bij Martha en Maria. Martha richt zich volledig op haar dienen de taken. Zeker, die zijn belangrijk, maar ze zijn wel tijdelijk. Het luisteren naar Yeshua, het luisteren naar God heeft eeuwige waarde.

 

Wie zijn die drie mannen? Vanuit de Joodse traditie wordt ons geleerd dat het drie engelen zijn. Wanneer engelen met een boodschap komen, dan lezen wij in de Bijbel steeds dat zij spreken namens Elohim. Hier zien we echter meerdere keren dat JHWH zelf tot Abraham spreekt. En als Abraham in zijn gesprek tot JHWH terug spreekt antwoord de man “Ik zal”. Hij spreekt in de ik-vorm. Wanneer we verderop, in  hoofdstuk 19 over  de engelen lezen, gaat het om twee mannen.  Abraham wordt verderop in de torah een profeet genoemd. De Eeuwige spreekt vrijwel altijd rechtstreeks tot zijn profeten. Het zou kunnen zijn dat het hier om drie engelen gaat, maar ik denk dat we er van mogen uit gaan dat het de Eeuwige zelf is die in mensengedaante naar de aarde komt om met Abraham te spreken. Hoewel we meerdere malen in de Bijbel lezen dat we God niet kunnen aanschouwen, kan God kennelijk wel in een mensengedaante verschijnen om Abraham en Sara te ontmoeten. Zou God zich op eenzelfde wijze aan Mozes hebben gepresenteerd toen hij 2x 40 dagen met Mozes sprak op de berg Sinaï?

 

In het eerste gesprek dat Elohim heeft met Abraham, belooft Hij dat Abraham en Sara een zoon zullen krijgen. Het zal een bovennatuurlijke geboorte zijn. Sara is immers te oud om nog kinderen te krijgen. Het is de eerste bovennatuurlijke geboorte waarvan we lezen. Er zullen er nog verschillende volgen tot we uiteindelijk zullen horen van de meest bovennatuurlijke geboorte: De geboorte van onze Messias Yeshua.

 

Sarah moet lachen; Abraham is bijna 100 jaar en zij 90 jaar oud. Hoe zullen zij nog een kind krijgen? We kunnen snel veroordelend spreken over dit lachen, maar zij is niet de enige. Hoe reageert Abraham zelf als Elohiem hem verkondigt dat hij een zoon krijgt? We lezen het in Genesis 17:15-17

Verder zei God tegen Abraham: U moet uw vrouw Sarai niet meer Sarai noemen, maar haar naam zal Sara zijn. 16. Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit háár een zoon geven; ja, Ik zal haar zo zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen. 17. Toen wierp Abraham zich met zijn gezicht ter aarde en lachte. Hij zei in zijn hart: Zal bij een honderdjarige een kind geboren worden en zal Sara, die negentig jaar is, baren?

Zacharias twijfelde ook toen hij hoorde dat Elizabeth en hij op hoge leeftijd nog een kind zouden krijgen. (Lukas 1:18). En ook Maria, de moeder van Yeshua vraagt zich af hoe het kan dat zij zwanger wordt (Lukas 1:34) Maria zei tegen de engel: Hoe zal dat mogelijk zijn, aangezien ik geen gemeenschap heb met een man?

 

Genesis 18:10-13: En Hij zei: Ik zal over een jaar zeker bij u terugkomen; en zie, dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben! Sara hoorde dat bij de ingang van de tent, die achter Hem was.

  1. Nu waren Abraham en Sara oud en op dagen gekomen; het ging Sara niet meer naar de wijze van de vrouwen.
  2. Daarom lachte Sara in zichzelf: Zal ik nog liefdesgenot hebben, nu ik oud geworden ben en ook mijn heer oud is?
  3. En de HEERE zei tegen Abraham: Waarom heeft Sara toch gelachen en gezegd: Zou ik ook werkelijk baren, nu ik oud geworden ben?

We kunnen een aantal lessen leren uit de reactie van de Eeuwige.

Hij herhaalt hier de woorden van Sara, maar laat de woorden “en ook mijn heer oud geworden is” weg. Waarom? In de Midrasj Tanchoema, Sjoftiem 18 staat hier over:

 

“In de zaak van onze moeder Sara, stelde de

Heilige, Gezegend is Hij, haar woorden verkeerd

voor ... omwille van de vrede. Waarom deed Hij

dat? Zodat Abraham het haar niet zou kwalijk

nemen en daardoor vijandigheid tussen

Abraham en Sara veroorzaken”

 

Wees voorzichtig en bewaar de vrede tussen een man en een vrouw. Spreek nooit spottend over de ander. Houd de echtgenoot of de echtgenote hoog in hoe je over diegene spreekt.  Spreek geen zaken over de ander uit die tot wrijving kunnen leiden.

 

Let op: Elohim spreekt hier Sarah niet rechtstreeks aan. Hij richt zich tot Abraham: Waarom lacht Sarah? De Eeuwige spreekt Abraham hier aan als hoofd van het gezin, in zijn verantwoordelijkheid.  We leren hier uit dat Abraham aansprakelijk is voor wat er in zijn huishouden gebeurt. Niet dat hij bepaalt wat er moet gebeuren en dat hij zijn vrouw moet sturen. We lezen immers in dezelfde parasja in hoofdstuk 21: 12 Maar God zei tegen Abraham: Laat deze zaak met betrekking tot de jongen en uw slavin niet kwalijk zijn in uw ogen. Bij alles wat Sara u zegt, luister naar haar stem, want alleen het nageslacht van Izak zal uw nageslacht genoemd worden. Abraham heeft dus de verantwoording te luisteren naar de wijsheid van zijn vrouw en zo zijn huishouden te leiden.

 

Simon Petrus keek naar het huwelijk van Abraham en Sara als een voorbeeldhuwelijk, en hij moedigde discipelen aan om Abraham en Sara te evenaren:

 

1 Petrus 3:5-7 Want zo tooiden zich voorheen ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, en hun eigen mannen onderdanig waren; 6. zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde. U bent kinderen van haar geworden, als u goeddoet en niet bevreesd bent voor enig ding dat u angst zou kunnen aanjagen. 7. Evenzo, mannen, woon met begrip met haar samen; geef de vrouw, als de zwakkere, haar eer; u bent immers ook mede-erfgenamen met haar van de genade van het leven; opdat uw gebeden niet verhinderd worden.

 

“Een vrouw moet vrijwillig met haar man instemmen, "zonder reden tot enige angst." M.a.w., een waardige vrouw onderwerpt zich aan haar man uit liefde en respect, niet omdat ze bang voor hem is. Simon Petrus leerde de mannen geen onderwerping van hun vrouwen te vragen met bedreigingen of strenge en boze woorden. Een waardige echtgenoot leeft daarentegen "op een verstandige manier" met zijn vrouw. Een waardige echtgenoot betoont zijn vrouw "eer als een mede-erfgenaam van de genade des levens" (1 Petrus 3:7). Petrus drong er bij mannen op aan om hun vrouwen te behandelen als gelijken, niet als ondergeschikten, "zodat uw gebeden niet gehinderd zullen worden" (1 Petrus 3:7). De gebeden van een man die zijn vrouw niet met respect en waardigheid behandelt als een mede-erfgenaam (d.w.z., gelijke partner) zal de hemel niet bereiken

Sarah verwees naar Abraham als "mijn heer", maar God zei tegen Abraham: "Wat Sarah je ook vertelt, luister naar haar!" (Genesis 21:12). In het Hebreeuws gezegde is " luisteren" gehoorzamen. Abraham was heer over Sarah, maar in Zijn dienen van God, was hij aan zijn vrouw ondergeschikt. Deze man-vrouw relatie illustreert het leiderschapsprincipe in het koninkrijk van de Meester: "Wie onder u groot wenst te worden zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn" (Marcus 10:43-44). Koninkrijksleiderschap staat ver af van de starre, autoritaire, dictatoriale normen die van mannen verwachten dat ze over zachtmoedige en slappe vrouwen heersen. Het Bijbelse model van een gezond huwelijk vereist wederzijds partnerschap waar de man leidt door het dienen van de Messias en zijn vrouw.”  (Messiaanshetlevendwater.be – Vertaalde werken door Marcel Achten -  Ardelle   – Vayera – huwelijksadvies)

 

In het tweede gesprek van de Eeuwige met Abraham bidt Abraham om het behoud van Sodom. Heb je ook het contrast gezien met Sodom en de houding van Abraham?

 

Waar bij Abraham de enorme gastvrijheid opvalt, zien we bij Sodom juist de totale afwezigheid van gastvrijheid. Waar Lot afwijkt van de plaatselijke praktijken komt het  hem zelfs bijna duur te staan. Er was geen sociale ethiek. We zien een absolute minachting voor het leven van de vreemdelingen in de stad. Wat een contrast met de inzettingen van God die oproepen het opnemen voor de wees , de weduwe, de vreemdeling en de zieke. We weten niet exact welke inzettingen uit de Thora allemaal al bekend waren voor Abraham, maar we zien in zijn leven wel dat hij handelt naar de kern van de Thora: God lief hebben boven alles en je naaste als jezelf. Wat een contrast tussen Abraham en Sodom.

 

Vaak wordt gezegd dat de seksuele zonden de reden van de straf van Sodom zijn. Er staan in de Talmoed verschillende redeneringen wat die zonden zouden zijn. Dit heeft zeker mee gespeeld, maar Elohim noemt door de profeet Ezechiël heel andere redenen:

49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: trots, overvloed van voedsel en zorgeloze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde zij echter niet. 50. Zij verhieven zich en deden een gruweldaad voor Mijn aangezicht. Daarom deed Ik hen weg, zodra Ik het gezien had. (Ezechiël 16:49,50)

 

Maar als God zijn voornemen aan Abraham bekend maakt gaat Abraham voor Sodom staan.  We zien Abrahams hart voor zijn familie, net zoals we zagen toen hij Kedor Laomer achterna ging. Abraham zal vast bekend zijn geweest met hoe Lot en zijn gezin inmiddels geworteld waren in de stad. Lot zat in het stadsbestuur en zijn dochters waren al weggegeven aan twee mannen uit de stad. Toch pleit Abraham voor hen als rechtvaardigen en zien we zijn hoop voor de stad: Stel dat er nog 50 rechtvaardigen zijn, nog 40, 30, 20, misschien nog 10…..

 

Wat opvalt is de vrijmoedigheid waarmee Abraham tot Elohim spreekt. Hij durft de Eeuwige aan te spreken op zijn rechtvaardigheid: Er kan toch geen sprake van zijn dat U zoiets doet, dat U de rechtvaardige samen met de goddeloze doodt? Dan zal het zijn: zo de rechtvaardige, zo de goddeloze. Daar kan bij U toch geen sprake van zijn! Zou de Rechter van de hele aarde geen recht doen? (Genesis 18:25) Zo kent hij Abba niet! Hij kent Elohim als Iemand die absoluut rechtvaardig is. En een stad uitroeien terwijl er nog rechtvaardigen wonen is in strijd met het beeld van Elohim dat Abraham heeft.

We zien tegelijk  zijn respect voor Elohim: Zie toch, ik heb het aangedurfd om tot de Heere te spreken, hoewel ik stof en as ben! (Genesis 18:27) Abraham erkent zijn eigen nietigheid tegenover Elohim. In al zijn vrijmoedigheid toont hij als klein mens zijn respect tegenover Elohim, de Schepper van al wat leeft.

We zien zijn vasthoudendheid: Abraham stopt niet zomaar met bidden. Niet een kort gebed. Als hij merkt aan de reactie van Elohim dat het er geen vijftig zijn, gaat hij verder: Stel dat het er geen 50 zijn maar 45. Stel dat het er geen 45 zijn, maar 40 .. of 30 …. of 20… of misschien maar 10….

 

Wat een gebed toch! Prachtig! Wat een vasthoudenheid, wat een passie, wat een respect!

 

Valt het je op aan het einde van het gebed?

Toen ging de HEERE weg, nadat Hij geëindigd had met Abraham te spreken, en Abraham keerde terug naar zijn woonplaats. (Genesis 18:33). God maakt een einde aan het gebed. Hij stelt de grenzen tot waar Abraham kan gaan.

 

Let eens op de uitkomst van het gebed: En Abraham stond 's morgens vroeg op en ging naar de plaats waar hij voor het aangezicht van de HEERE had gestaan. 28. Hij keek uit over Sodom en Gomorra en over heel het gebied van de vlakte. En zie, hij zag dat er rook van dat land opsteeg, zoals de rook van een oven. (Genesis 19:27,28) Abraham keek in de vlakte en zag het al: Sodom en Gomorra stonden in brand. De rookwolken stegen op. Totale verwoesting. Wat was nou het resultaat van zijn gebed? Waar was de verhoring? Zeker, Elohim had aan zijn gebed gedacht en Lot gered. Maar zie hoe Lot terecht is gekomen. En Abraham, het is maar de vraag of hij ooit te weten is gekomen dat Elohim zijn neef uit het oordeel heeft laten ontkomen.

 

Wat heeft het bidden voor zin gehad? Je kan het jezelf ook wel afvragen. Je hebt de Vader gebeden, gesmeekt en toch gebeurt het waar je zo voor gevreesd had……

 

Toch heeft het gebed zin gehad: God heeft zijn plan doorgezet, Hij heeft Lot en zijn gezin redding aangeboden. Niet iedereen nam het aan: Zijn schoonzonen wilden niet mee en uiteindelijk hield ook zijn vrouw vast aan alles wat ze hadden in Sodom. Even later spaart Elohim de stad Zoar waar Lot naar vlucht. Abraham zag misschien geen gebedsverhoring, toch heeft hij door zijn gebed meer levens gespaard dan hij had kunnen vermoeden.

 

Ook wij zien niet altijd verhoring. Toch mogen we weten dat Elohim luistert en doet. Daarom zegt Yeshua ook: En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden. 14. Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen. (Johannes 14:13,14) en zegt Jakobus in zijn brief:

  1. Is iemand onder u in lijden? Laat hij bidden. Heeft iemand goede moed? Laat hij lofzingen. 14. Is iemand onder u ziek? Laat hij dan de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen en laten die voor hem bidden en hem met olie zalven in de Naam van de Heere. 15. En het gelovige gebed zal de zieke behouden en de Heere zal hem weer oprichten. En als hij zonden gedaan heeft, zal hem dat vergeven worden. 16. Belijd elkaar de overtredingen en bid voor elkaar, opdat u gezond wordt. Een krachtig gebed van een rechtvaardige brengt veel tot stand. (Jakobus 5:13-16)

 

Laten we eens kijken naar de geschiedenis van Lot die vlucht uit Sodom: Is jullie de lijn met Pesach opgevallen? We zien hier een voorafschaduwing van de uittocht:

  1. Ze aten een maaltijd met ongezuurde broden (vers 3)
  2. Ze bleven de hele nacht wakker (vers 4-15)
  3. Lot en zijn gezin worden uitgeleid (16)
  4. We zien de vernietiging van de vijand (24,25)
  5. Lot komt net als Israël in de wildernis terecht (30)

Zowel de uittocht uit Egypte als de vlucht van Lot uit Sodom leren ons dat we los moeten komen uit ons leven in zonde. We lazen in hoofdstuk 19:17: Vlucht voor uw leven, kijk niet achter u en blijf nergens op heel deze vlakte staan; vlucht naar het bergland, anders wordt u weggevaagd. Vlucht voor de zonde. Blijf niet vastzitten aan wat je in de zonde houdt. Durf alles op te geven om je leven te redden. Daarom zegt Yeshua ook: Denk aan de vrouw van Lot.33. Wie zijn leven zal proberen te behouden, zal het verliezen. En wie het zal verliezen, zal het behouden. (Lukas 17:32,33)

De vrouw van Lot trok wel mee, uit Sodom weg, maar haar hart bleef in de zonde. Haar hart zat vast aan alles wat ze hier op aarde bezat.

 

Een andere houding zien we bij de vrouwen waarvan we lezen in de Haftara lezing. Allereerst zien we de weduwe die in geloof doet wat Elisa zegt. Zij vertrouwt God op zijn Woord en wordt daardoor rijk gezegend. De olie blijft stromen tot de kruiken op zijn. Als tweede zien we de vrouw uit Sunem. In die geschiedenis zien we ook een zelfde lijn als we lazen in het eerste deel van de parasja:

 

We zien ook hier de grote gastvrijheid. Nu bij de vrouw uit Sunem. Zij dringt erop aan dat Elisa, Gods profeet, de maaltijd bij hen komt gebruiken. Ze vraagt haar man zelfs om een bovenvertrek te maken, zodat hij elke keer dat hij bij Sunem komt, kan overnachten. Ook  hier zien we weer die grote gastvrijheid. En net als bij Abraham volgt op de gastvrijheid een aanzegging van een geboorte. Ook hier klinken de woorden: Over een jaar zult u een zoon hebben en – als je de lijn met het verhaal van Abraham nog verder trekt: Ook haar zoon wordt gered van de dood. Waar echter bij Izak een ram in zijn plaats sterft, zien we bij de zoon een opstanding uit de dood. Elohim haalt hem terug naar het leven op aarde.

 

In de lezing uit de Brit Chadasja lezen we een samenvatting uit het leven van Abraham. Een samenvatting waaruit zijn geloof blijkt. Steeds weer lezen we “door het geloof”. Wat een man Gods! Wat een vertrouwen! Ook hier zien we dat over Abraham enkel positief wordt gesproken. Zijn naam wordt hoog gehouden en hij wordt ons tot een voorbeeld gesteld. Ondanks dat we weten dat ook Abraham zwak en zondig was.

 

We zien dit terug in de geschiedenis van Abimelech. Hoe kan het gebeuren, zul je denken. Hier herhaalt zich exact hetzelfde als wat in Egypte gebeurde. Abraham zou nu toch beter moeten weten? Hij was door  Farao zelf met zijn neus op de feiten gedrukt. Hij had zich wonderlijk en gezegend uit gered gezien, doordat Elohim hem beschermde. Farao had hem immers ook in zijn woede alsnog kunnen ombrengen. Vervolgens zien we hoe de Eeuwige Abraham met zijn kleine groepje mensen aan de overwinning op Kedor Laomer helpt. We lezen van de ontmoeting van Melchizedek. Elohim sluit een belofte met Abraham. Abraham krijgt nota bene een andere naam als teken van Elohim en hij laat zich besnijden. We bespraken net de gastvrijheid van Abraham en zijn gesprekken met Elohim. Dat kan toch niet meer mis gaan, zul je denken. En dan dit: Abraham begaat dezelfde fout als in Egypte. Hij durft niet op de Eeuwige te vertrouwen en Abimelech te vertellen dat Sara zijn vrouw is.

 

Niets menselijks is ook Abraham vreemd. We zien hetzelfde gebeuren bij Elia die, na het geweldige wonder op de Karmel, bang wordt voor de woorden van Izebel. (1 Kon 18:1-19:8). Besef dat je altijd weer de kracht van Elohim nodig hebt. Hoe dicht we ook bij de Vader leven, we zijn in dit aardse leven niet zonder zonde. Daarom zegt Johannes ook: Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. (1 Johannes 1:8) en leert Paulus ons in Romeinen 7: 19-23:

  1. Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. 20. Als ik nu dat doe wat ik niet wil, breng ík dat niet meer teweeg, maar de zonde die in mij woont. 21. Ik ontdek dus deze wet in mij: dat, als ik het goede wil doen, het kwade dicht bij mij ligt. 22. Want naar de innerlijke mens verheug ik mij in de wet van God. 23. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die tegen de wet van mijn verstand strijd voert en mij tot gevangene maakt van de wet van de zonde, die in mijn leden is.

 

Opnieuw grijpt Elohim in en haalt Hij Abraham terug. Hij redt en beschermt. Zoals Yeshua Petrus optrok uit de golven. Daar mogen we onze zekerheid in vinden als wij als gelovigen toch weer in zonde vallen: Blijf niet in de zonde liggen. Houd er niet aan vast. God red ook jou steeds weer uit. Houd je vast aan Yeshua. Richt je op naar Hem. Dan mogen we Paulus ook naspreken met de woorden uit Romeinen 8:

37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad. 38. Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, 39. noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.