Vandaag wil ik met jullie stil staan bij de Thora dienst. We hopen deze na vandaag uit te breiden met enkele gebeden, zegeningen en het gebruik van de Thora rol. Voor we daarmee beginnen wil ik met jullie nadenken over waarom we dit doen en wat de Thora dienst inhoudt.

 

Er zijn – voor zover ons bekend – geen joden in ons midden. Waarom zouden wij dan zo’n Joodse traditie in gebruik nemen? Vanuit ons Calvinistisch denken, kunnen wij al snel denken: Het gaat toch om de inhoud? Waarom dan al dat gedoe eromheen? Waarom zouden we vasthouden aan dit soort tradities. Binnen het Jodendom is het mooi aankleden van de sefer Thora – de Thora rol - een teken van heiligheid en eerbied voor Adonai. En ook alle tradities rondom het gebruik van de Thora rol wijzen ons op Elohim, op zijn heiligheid, maar ook op de verlossing door Jesjoea haMashiach!

 

Daarnaast moeten we bedenken dat het nooit de bedoeling van Jesjoea en Zijn apostelen is geweest om een nieuwe religie te stichten, los van het Jodendom! Elohim is immers onveranderlijk, en onze Elohim is de Elohim van Israël! Dat moeten wij ons altijd voor ogen houden! De Bijbel is een Joods boek van kaft tot kaft, want ook het Nieuwe Testament is geschreven door Joden! De eerste gemeente was Joods, de Messias is Joods en zowel de 12 apostelen alsook de 72 eerste discipelen waren Joods. Zowel het Oude Verbond alsook het Nieuwe Verbond zijn beiden gesloten met het huis van Israël en het huis van Juda (Jeremia 31:31-34). Heidenen die in Elohim geloven en de Messias hebben aangenomen als Heer en Verlosser, worden als wilde loten geënt op de edele olijfboom Israël (Romeinen 11:11-24). Hiervoor moeten zij eerst los gekapt worden van hun eigen heidense kerstboom (Jeremia 10:2-4). Door het geloof krijgen de gelovigen uit de volken het burgerrecht van Israël en mogen zij mede-erfgenamen worden. (Efeze 2:11-22). LET OP: We worden bijgevoegde mede-erfgenamen, maar de natuurlijke erfgenamen zijn nog steeds de gelovige Joden!

 

Jesjoea zelf hield vast aan veel van de Joodse tradities. Hij gaat wel in tegen tradities, maar alleen om uitwassen tegen te gaan – denk aan te lange tzitzit of te opvallende gebedsriemen – of wanneer ze de Thora ontkrachtten – denk aan de mogelijkheid om iets korban te verklaren, zodat je het niet aan je vader of moeder hoefde te geven. Het kan dus goed zijn om met tradities mee te gaan, maar we moeten dit altijd toetsen aan het Woord van Elohim. Tradities mogen ook nooit gelijkgesteld of boven het Woord van Elohim gesteld worden.

 

Voor het begin van de Thora dienst is de Thora rol opgeborgen in een kast. Die kast heet de Aron hakodesj – heilige ark - en verwijst naar de Ark van het Verbond die in het Heilige der heiligen van de Tabernakel en later in de tempel stond. De ark bevindt zich meestal tegen de oostelijke muur, de muur die het dichtst bij Jeruzalem bevindt.

 

Vaak staat de Aron hakodesj op een kleine verhoging, een opstapje van enkele treden. Je moet dan een aantal treden beklimmen om de Thorarollen uit de Aron hakodesj te halen. Dit wijst op het beklimmen van de berg Sinaï, waar Mozes de Thora ontving.

 

Voor de Thorarollen in de Aron hakodesj hangt een gordijn of voorhang, het parochet. In veel synagogen wordt tijdens de Hoge Feestdagen (Rosj Hasjana en Jom Kipoer) het gordijn vervangen met een speciaal voorhang, vaak wit. Op een aron hakodesj staat vaak de tekst דע לפני מי אתה עומד, "Da lifné mi ata omed", dat "Weet voor wie je staat" betekent.

 

Wat zien wij als wij het heilige der heilige openen? We openen de deuren van de heilige kast en schuiven het parochet (voorhangsel) weg en als eerste zien wij de rol, (het hart). Dit zijn woorden van Adonai. De heilige woorden die aan ons worden getoond als wij via de deur (Jesjoea) naar binnen gaan.

 

Na vandaag nemen wij een Thora rol in gebruik in de samenkomst. De Thora is binnen de (Messiaans) Joodse wereld een belangrijk fundament. Als Messiaanse gelovigen bouwen wij ons leven op vanuit de instructies van de Thora. Het leven volgens de Thora houdt meer in dan het vieren van de Shabbat en overige bijbelse feesten. Het bestuderen van de Thora maakt ons duidelijk wie Elohim (God) is. We leren Zijn verlangen naar levensheiliging (Kedoesha) kennen. Alle instructies uit de Thora helpen ons om Tesjoeva te maken en terug te keren naar hoe Elohim wil dat wij leven. Rabbi Sha’oel – de apostel Paulus - zegt dit op de volgende manier:

 

''Waarom dan toch de Thora? De Thora is later ingevoerd om ons bewust te maken van de zonde, in de tijd dat de nakomeling aan wie de belofte was gedaan nog komen moest. Ze werd door engelen aan een bemiddelaar gegeven.'' (Galaten 3:19 NBV)

 

Door de Thora weten wij wat zonde is en worden wij bewust gemaakt dat wij verlost moeten worden van deze zonden. De offers die gebracht werden in de dagen van de Tabernakel en de Tempel waren hier een voorbode van. Onze Elohim is een vergevende en genezende Elohim die ons wil verlossen van alles wat door zonde besmet is. De functie van de Thora is ook vandaag nog steeds van kracht! De Thora brengt ons naar Jesjoea HaMashiach. Jesjoea en de Thora horen onlosmakelijk bij elkaar. We kunnen zondebesef hebben maar als wij de verlossing van de zonden niet kennen, komen wij niet los van onze zonden. Wij spreken over twee Thora’s; de geschreven Thora (van Mozes) en de levende Thora (Jesjoea ha Mashiach). Deze Thora's zijn echter één en zijn niet tegenstrijdig. Zonder de geschreven Thora kon de levende Thora niet komen! Daarom vinden wij onze vreugde in de Thora

 

De Thora rol die wij in de samenkomst gebruiken, is geen koosjere Thora rol. Men noemt het ook wel een oefen rol. Een koosjere rol is met de hand geschreven op perkament. De woorden van de sefer Thora zijn geschreven op perkament. Het duurt één jaar tot één en een half jaar voordat de schrijver (sofer) van de sefer Thora zijn werk kan afronden. Hij is toegewijd aan het woord en moet ervoor zorgen dat de sefer Thora foutloos wordt overgeschreven. Zo moeten wij ook toegewijd zijn aan de levende Thora ’’ Jesjoea’’ en ernaar streven om het levende woord te niet ontheiligen, maar te verheerlijken.

 

Voor we stil gaan staan bij wat er in de Thora dienst gebeurt wil ik eerst stil staan bij het dragen van een kipa of keppeltje. Niet om daar nu een uitgebreide studie over te houden. Ook wil ik benadrukken dat het dragen van een kipa een traditie is en geen gebod. Wat we zien in de Joodse traditie is dat er veel verschil is over wanneer men een kipa of een ander hoofddeksel draagt. Over één ding is men het wel eens, van liberaal tot ultraorthodox: In een synagoge of religieuze bijeenkomst draagt men een keppeltje. Wanneer er een Thora rol aanwezig is in een gebouw, dan draagt men daar een kipa. Met de kipa maken Joodse mannen onderscheid tussen het aardse en het hogere. Een kipa wordt gedragen als teken van eerbied voor Elohim. Men ziet het als het naleven een religieuze verplichting nooit blootshoofds te staan tegenover de Eeuwige.

 

De kipa is afgeleid van de mutsen die de priesters op hadden, zoals we lezen in Exodus 29. Ook wij als nieuwtestamentische gelovigen worden in 1 Petrus 2:5 een heilig priesterschap genoemd en volgens Openbaring 1:6 heeft Jesjoea ons tot priesters voor Zijn God en Vader gemaakt. Als wij priesters van de Allerhoogste zijn, dan is het zeker gepast om een priesterlijke hoofdbedekking te dragen. Tegelijk maakt het wel uit wat we op ons hoofd dragen. Paulus leert ons in 1 Korinte 11 dat mannen geen kleding hangende over het hoofd moeten dragen: ”Als een man iets over zijn hoofd laat hangen wanneer hij bidt of uit naam van God spreekt, maakt hij zijn Hoofd te schande” (vers 4), namelijk de Messias, die het hoofd van iedere man is, en wel door een handeling, die niet overeenkomstig is met de rang waarin Elohim hem geplaatst heeft. Als de man een bedekking over zijn hoofd zou laten hangen, dan zou hij daarmee zijn Hoofd Jesjoea onteren, omdat hij de indruk zou geven naast de Eeuwige nog aan een ander Hoofd onderworpen te zijn. Daarom dragen wij tijdens de gebeden ook geen tallit over ons hoofd, maar is het goed te verklaren een keppeltje te dragen.

 

(Zie voor verdere studie o.a. bijbelstudie 030 Hoofddeksel – Mig’ba’a van Werner Stauder - https://messiaansestudies.jouwweb.nl/bijbelstudies )

 

(Een groot deel van de volgende tekst is overgenomen uit de kanttekeningen bij de Ahavat Olam Sidoer – Hebreeuws/Nederlandse Messiaans Joodse Sjabbatsidoer)

 

We beginnen de Thora dienst met het lied “Een kamocha”- Er is niemand zoals U. Dit is een gebed dat is gebaseerd op Psalm 143:13. In dit gebed zien we twee verwijzingen naar de Messias: De naam Shalom is één van de namen van de Messias en ook het woord heerschappij verwijst naar de Messias. In Jesaja 9:5 staat immers geschreven: en de heerschappij rust op Zijn schouder.

 

Nadat de Thora uit de ark is genomen, volgt het Wajehi binsoa: En als de ark optrok.

Deze tekst uit Numeri 10:35 begint en eindigt met een noen die ondersteboven geschreven staat. Rabbi Yehuda HaNasi zegt hier over:

“De tekens staan er echter omdat men dit gedeelte als een boek op zich beschouwt.” Dit vers en de woorden “Uit Sion zal de Thora komen en de woorden van Adonai uit Jeruzalem,” vertegenwoordigen de toekomst van het Joodse volk. De noen die ondersteboven staat, vertegenwoordigt de huidige status, maar niet de toekomstige status. De heilige Alshich zegt dat het woord Wajehi “en als” in de tekst weemoed genoemd wordt, tot dat de tikoen (herstel) zal komen.”

 

Deze tekst vormt een bijzondere verbinding met Jesaja 2:3. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de Elohim van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem. 

 

Als Israël de volken gaat onderwijzen in de Thora, dan wordt de noen weer rechtop gezet en is de redding van Israël volledig. Het is de verantwoordelijkheid van Israël om de Thora te onderwijzen aan de volken, Het is de verantwoordelijkheid van de volken om de instructies van Elohim te ontvangen van Israël. Daarom schrijft Rabbi Sja’oel in Romeinen 3:1 en 2: Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden zijn? Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van Elohim toevertrouwd.

 

Aan het einde van het Wajehi binsoa, wordt de Thorarol uit de ark gehaald. Vervolgens klinkt opnieuw een belijdenis met de teksten van Deuteronomium 6:6 en Psalm 34:4:

Hoor Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is Één. Een is onze God, Groot is onze Heer, Zijn Naam is Heilig. Erkent met mij de grootheid van de Eeuwige, laten wij samen Zijn Naam verhogen.

 

De laatste zin luidt in het Hebreeuws: Gadeloe L’Adonai iti, unromamah shemo yachdaav. Dit gebed, volgend op het Sjema, herinnert ons eraan dat wij als gemeenschap de verantwoordelijkheid hebben om de Naam van Elohim te verhogen. Ibn Ezra zegt hier over: “Het is alsof hij met hen spreekt en hen vraagt of ze willen helpen om de Naam te verheerlijken.

 

Vervolgens gaat de drager rond met de Thora. Hij brengt de Thora rol van de ark naar de bima. Tijdens de rondgang, is het de gewoonte om de Thorarol aan te raken met de Bijbel of met de tzitzit. De Thora is immers het pure Woord van Elohim, zoals Hij dit aan ons gegeven heeft. Geen vertaling of interpretatie, maar de oorspronkelijke tekst. Bij het overschrijven of drukken van de Thora wordt er dan ook streng op toegezien dat er geen schrijffout gemaakt wordt. Bij één schrijffout, wordt de rol vernietigd en begint het werk opnieuw. Door met de Bijbel de Thorarol aan te raken, maken we duidelijk dat we onze Bijbel ijken aan het Woord van Elohim. Wanneer we met de tzitzit de Thora rol aanraken, wijst ons dat erop dat in de Thora de richtlijnen, geboden en bepalingen staan die wij willen naleven, maar ook dat dit Woord ons heling en genezing geeft.

 

Wanneer daarna uit de Thora gelezen wordt, klinken eerst de zegeningen waarin de Eeuwige geprezen wordt: Gezegend bent U, Adonai onze Elohim, Koning van het heelal, Die ons heeft gekozen uit alle volken en ons Zijn Thora heeft gegeven. Gezegend bent U Adonai, Gever van de Thora.

 

Het is niet de Thora die vereerd wordt. Het gaat immers niet om de Thora rol zelf. Het gaat niet zozeer om het geschreven woord, nee het geschreven Woord richt ons op de Eeuwige, onze Vader en onze Koning. Zo wijst ook het levende Woord Jesjoea ons niet op zichzelf, maar op Abba, onze hemelse Vader. Alle eer is aan Hem.

 

Na de Thoralezingen klinkt het Wezot HaThora: Dit is de Thora. Het is een traditie om de pink in de lucht te steken als de Thora opgeheven wordt. Het gebruik van de pink kan afgeleid worden van de woorden van onze Messias Jesjoea (Mattheüs 5:18) Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. De letter ‘jod’ is de kleinste letter in het Hebreeuwse Alef Bet. De letter lijkt op een pink. Het opheffen van de Thora noemen we hagba’a (verheffing). In Yoma 72b lezen we: Rabbi Yehoshua ben Levi zei: “Wat betekent het dat er staat geschreven: `En dit is de Thora die Mozes plaatste (sam) voor de kinderen van Israël’? Het woord `sam’ wordt geschreven met de letter `sin’ en betekent neerleggen. Het woord is fonetisch gelijk aan het woord `sam’ dat wordt geschreven met de letter `samech’ wat verwijst naar een medicijn. Niet voor niets gebruiken we het woord op deze manier: `Voor degene die het verdient is de Thora een medicijn (sam) ten leven. Als iemand het niet verdient, is de Thora voor hem een medicijn ten dode. Daarom zei Rava: “Voor iemand die bekwaam is in het bestuderen van Thora, die zich er met liefde in onderdompelt, is het een medicijn ten leven.”

 

In Ta’aniet 7a vergelijkt men de Thora met een medicijn dat leven geeft, zoals ook Rabbi Sja’oel zegt in 2 Korinthe 3:7 (SV): En indien de bediening des doods in letteren bestaande, en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden. Voor ons, Messiaanse gelovigen, betekent de traditie van hagba’a – het verhogen van de Thora – dat we de mitswot moeten vervullen door de Messias. We moeten kiezen voor het sam chajiem – het medicijn ten leven – in overeenstemming van de woorden van Jesjoea in Johannes 10:10: De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben. De Thora brengt leven voor hen die ernaar leven door de Messias.

 

Na de lezing uit de Thora volgt een lezing uit de Haftara. Dit is een lezing uit één van de andere boeken van de Tenach, meestal een deel uit één van de profeten. Dit gebruik is ontstaan toen de Griekse onderdrukkers onder Antiochus IV Epiphanes in de tweede eeuw voor de gebruikelijke jaartelling de joden verboden op sabbat in hun synagogen uit de Thora te lezen. De rabbijnen bedachten volgens een bron uit de 14e eeuw een manier om toch iets te kunnen lezen: een gedeelte uit de Nevi'im – de profeten - met een onderwerp dat verwant was aan het onderwerp van de Thoralezing van die week. Een andere verklaring van het waarom, wordt gegeven door Rabbi Maimon:

We zien deze gewoonte om uit de Thora en uit de Haftara te lezen ook terug in de tijd van da Brit Chadasja in Handelingen 13:15:  En na het voorlezen van de Wet en van de Profeten lieten de hoofden van de synagoge tegen hen zeggen: Mannenbroeders, als er bij u een woord van bemoediging voor het volk is, spreek dan.

 

In de zegeningen die uitgesproken worden voor de lezing van de Haftara, spreken we onder andere uit: “Die de Thora heeft uitgekozen en Mozes Zijn dienaar en Israel Zijn volk, en de profeten der waarheid en rechtvaardigheid”. Elohim verkoos Israel in het verleden Hij kiest Israël ook in de toekomst. In Jesaja 14:1 lezen we: “oevar od beJisraeel - Hij zal Israël nog verkiezen.  Het woord `od’ betekent “nogmaals”. Elohims beloften zijn onherroepelijk. Volgens de profeet Jesaja zullen de geerim – de bijwoners – in het Huis van Israël worden geënt, omdat er staat: De vreemdeling zal zich bij hen aansluiten en zich bij het huis van Jakob voegen. Het koninkrijk behoort aan het Huis van Israël. Dit is echter uitgebreid, zodat zowel de Jood als de vreemdeling erbij mag horen. Het Gebed herinnert ons aan de woorden van Rabbi Sja’oel in Romeinen 11:29: Want de genadegaven en de roeping van Elohim zijn onberouwelijk. Het is nu de verantwoordelijkheid van het fysieke Huis van Israël om de volken uit te nodigen en binnen te brengen, zodat ze hun rol gaan vervullen, namelijk het aansluiten bij het Joodse volk.

 

Aansluitend aan de Haftara, lezen we uit de Brit haChadasja, het vernieuwde verbond. De belofte van het vernieuwde verbond is aan Israël gegeven, niet aan de volken. Zo lezen we in Jeremia 31:31: Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten. Dit nieuwe verbond moet nog tot volledige vervulling komen: Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken. (Jeremia 31:34). Dit zal vervuld worden wanneer de Messias Jesjoea terugkomt.

 

Bij het afsluiten van de Thoradienst, wijden we ons toe aan de Eeuwige en beloven we dat we ons met vastberadenheid uitstrekken naar de Thora. We vernieuwen ons verbond met Elohim door de Thora te lezen. Daarin ligt voor ons het gebod de Messias te steunen, zoals Hij ons steunt. We lezen daarover in Ta’aniet 7a:

Ieder die zich bezighoudt met Thora uit liefde voor Thora, voor hem zal zijn Thorastudie en levensdrank zijn, want er staat geschreven: Het is een boom des levens voor hen die zich eraan vasthouden (Spreuken 3:18) en Het zal medicijn zijn voor je navel (Spreuken 3:8) Want wie mij vindt, vindt het eeuwig leven (Spreuken 8:55).

 

(Tot zover de kanttekeningen uit de Ahavat Olam Sidoer)

 

Pas na de lezingen uit de Haftara en de Brit haChadasja wordt de Thorarol weer opgeborgen. Het Woord van Elohim is één. De Haftara en Brit haChadasja komen voort uit de Thora en bouwen daarop voort. Het Woord is één geheel – het Vernieuwde Verbond heeft het oude niet afgeschaft maar bouwt daarop voort. Elohim is niet veranderd en slaat niet ineens een andere richting in. Hij is altijd en eeuwig dezelfde. Wat van begin af aan goed is geweest voor de mens en heel zijn schepping, zal goed blijven. Zijn richtlijnen en bepalingen waren niet alleen goed voor Adam, Abraham en het volk Israël. Laat allen die het Woord tot zich neemt, zich daarnaar voegen. Niet uit verplichting, niet tot verdienste. Hij die uit geloof leeft, zal behouden worden. Telkens wanneer we gaan in het spoor van de Thora beseffen wij weer, wij hebben Elohims genade nodig. En wanneer we weer beseffen dat we uit genade mogen leven, verlangen wij er steeds meer naar om te gaan leven hoe Hij het heeft bedoeld en voorgelegd in Zijn Thora.

 

Jesjoea, Hij is het levende Woord van Elohim. In Hem en door Hem mogen wij leven en zullen wij steeds meer gaan leven naar het doel waarom Elohim ons geschapen heeft: Genesis 1:26 En Elohim zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! In dat alles mogen wij Zijn beeld, Zijn heerlijkheid laten zien, opdat Hij in alles de eer krijgt. Baruch haShem!