Parasjot Tazria & Metsora

Torah: Leviticus 15:16-33

Haftarah: Jesaja 66:1-24

Brit Chadasja: Openbaring 21:1-8

Tazria = nageslacht voortbrengen. Letterlijk: een zaadje zaaien.

Metsora = Melaatse

Het gaat in deze Thora porties over 2 belangrijke kwesties:

  1. Een vrouw die bevalt en het proces van haar reiniging

  2. Reinheidswetten met betrekking tot melaatsheid.

Deze parasja’s gaan over Intieme zaken die te maken hebben met lichamelijke reinheid, hygiëne. We zien hoe zorgvuldig Israël omging met het menselijk lichaam en hygiëne.

Gewoonlijk heeft onreinheid geen morele consequentie. Je wordt onrein door iets aan te raken, maar je kan tegelijk nog steeds een eerlijk, oprecht persoon zijn.

We lezen over strikte regels rondom menstruatie, seksuele omgang, zwangerschap en bevalling

De regels worden strenger lichamelijk letsel, bloedingen, vochtafscheiding en melaatsheid.

Het meest onreine is de dood.

De Thora leert ons dat we voorzichtig moeten handelen als we onrein zijn geworden. We moeten onszelf en onze kleren te wassen. Zo zorgen we dat we geen onreinheid doorgeven.

Waarom zijn deze instructies juist voor Israël zo belangrijk? We zien dit onder andere in de volgende twee verzen:

Exodus 19:6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.

Leviticus 15:31 Zo moet u de Israëlieten ver van hun onreinheid houden, zodat zij niet sterven in hun onreinheid, als zij Mijn tabernakel, die in hun midden is, verontreinigen.

Als je onrein bent, dan sta je niet zuiver voor de Eeuwige. Ook als je lichamelijk onrein bent. Rein en onrein hebben met ziel en lichaam te maken!

Een belangrijk gevolg hiervan was dat Israël koploper was in de omgang met hygiëne en besmettelijke ziekten.

Tegelijk kunnen wij ons afvragen: Hoe zijn de reiniging van melaatsheid of verklaringen over oude huidaandoeningen, die zelfs de oudste en meest ervaren moderne dokter in zijn leven niet heeft gezien, relevant voor ons dagelijks leven en voor ons geloof als messiaanse gelovigen?

De eerste les is snel te trekken: We dragen verantwoordelijkheid om te voorkomen dat andere besmet raken.

Maar we kunnen nog meer lessen trekken uit deze parasja’s. Daarom wil ik nu stil staan bij de twee punten die ik eerder noemde.

  1. Een vrouw die bevalt en haar proces van reiniging

De parasja Tazria begint met Leviticus 12:1-4:

  1. De HEERE sprak tot Mozes: 2. Spreek tot de Israëlieten en zeg: Wanneer een vrouw nageslacht voortbrengt en een jongetje heeft gebaard, dan is zij zeven dagen onrein. Zij is dan even onrein als tijdens de dagen van afzondering als zij ongesteld is. 3. En op de achtste dag moet het vlees van zijn voorhuid besneden worden. 4. Vervolgens moet zij drieëndertig dagen blijven in het bloed van haar reiniging. Niets wat heilig is, mag zij aanraken, en zij mag niet naar het heiligdom komen, totdat de dagen van haar reiniging voorbij zijn.

Als we dit lezen, kunnen we ons afvragen wat wij hier mee moeten. Heeft het zin voor ons om deze geboden te lezen? Wat is het belang voor ons als messiaanse gelovigen?

We hebben echter de Thora nodig om ha Brit Chadasja te begrijpen. Een aantal geboden uit ha Brit Chadasja berusten op het trouw naleven van de zuiverheidswetten van de Thora. Daarnaast zien we dat deze geboden ook in ha Brit Chadasja werden nageleefd. Laten we bij voorbeeld stil staan bij Lukas 2:21-24:

21 En toen acht dagen vervuld waren, en men het Kind besnijden moest, werd Hem de naam Jezus gegeven, die genoemd was door de engel voordat Hij in de moederschoot ontvangen was. 22. En toen de dagen van haar reiniging volgens de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Heere voor te stellen 23. – zoals geschreven staat in de wet van de Heere: al wat mannelijk is dat de moederschoot opent, zal heilig voor de Heere genoemd worden – 24. en om een offer te brengen volgens wat gezegd is in de wet van de Heere, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.

Lukas beschrijft hier wat Jozef en Maria doen. Zij handelen naar de instructies uit Leviticus 12!

Na 8 dagen kreeg het Kind de naam Jesjoea – zoals de engel had voorzegd, maar hij werd die dag ook besneden.

Maria wacht de dagen van haar reiniging af: Na 33 dagen reizen zij vanuit Bethlehem naar Jeruzalem en worden Maria en Jesjoea gereinigd. Maria en haar baby werden ingewijd volgens de wet van Adonai.

Exodus 13:2 Heilig voor Mij alle eerstgeborenen: alles wat de baarmoeder opent onder de Israëlieten, van de mensen en van het vee, dat behoort Mij toe.

Ook volgen zij de instructies voor het offer die daarvoor gebracht moeten worden. Het offer dat zij brengen vertelt ons iets over hun sociale status: 2 duiven = niet rijk en niet arm

(Waren ze arm, dan volstond een handvol meel gezalfd met een beetje olijfolie)

Jozef en Maria en hun kind Jesjoea leidden een Orthodox-Joodse levensstijl.

Ze deden alles volgens de Thora van HaShem!

Het is belangrijk dat Lucas dit zo beschrijft – hij was de enige niet-Joodse schrijven in haBrit Chadasja.

Mattheus, Marcus en Johannes geven deze beschrijving niet omdat ze veronderstellen dat iedereen het zou weten. Lucas heeft in gedachten dat niet-Joden zijn evangelie zullen lezen.

  1. Melaatsheid

Een groot deel van de instructies gaat over melaatsheid.

Ook in ha Brit Chadasja wordt vaak gesproken over melaatsheid.  Genezing wordt gezien als een waar wonder.

De discipelen van Jesjoea vragen: Bent u de messias? Ben jij degene die ons hoop en verlossing komt brengen?

Jesjoea antwoordt in Lukas 7:22:

Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt, namelijk dat blinden ziende worden, kreupelen kunnen lopen, melaatsen gereinigd worden, doven kunnen horen, doden opgewekt worden en aan armen het Evangelie verkondigd wordt.

Wonderen en wonderen, mensen worden genezen en melaatsen worden gereinigd. Het Nieuwe Testament geeft een duidelijk antwoord: ja! Er is hoop en Jesjoea is de Messias, beloofd aan Israël en de wereld.

Laten we eens kijken naar een ander voorbeeld uit het evangelie van Marcus waar Jesjoea melaatsen geneest: (Marcus 1:40-42):

40 En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen. 41. En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het, word gereinigd! 42. En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid meteen van hem, en hij werd gereinigd.

Waarom is genezing speciaal? Waarom staat er meerdere keren genezing van melaatsheid in ha Brit Chadasja?

Allereerst: Hier gebeurt een groot wonder. Er was geen genezing of medicijn voor melaatsheid. Was je melaats, dan was je doorgaans ten dode opgeschreven.

Daarnaast: Juist door het genezen van melaatsheid laat Jesjoea zien dat hij ook iemands ziel en innerlijk kan genezen. Melaatsen stonden gelijk aan lasteraars.

We zien een woordenspel rond het woord Tsara’at = melaatsheid

Twee woorden die hieraan verbonden zijn, zijn ‘metzora’ en ‘motzi shem ra’

metzora = melaatse

motzi shem ra = iemand die lastert

Melaatsheid werd niet als een medisch probleem gezien, maar als een straf van Boven.

De eerste keer dat wij in de Thora over melaatsheid lezen is in Exodus 4:6

De HEERE zei verder tegen hem: Steek toch uw hand in uw boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem en haalde hem weer tevoorschijn, en zie, zijn hand was melaats, wit als sneeuw.

God demonstreert Zijn macht en laat zien dat Mozes op Hem kan vertrouwen. Hij laat voor de 1e keer zien dat Hij heerst over ziekte en gezondheid. Hij laat zien dat Hij kan straffen met deze ziekte en weer gezond kan maken

De tweede keer dat wij over melaatsheid lezen is in Numeri 12:1-16

Aaron en Mirjam leveren kritiek en betwisten het alleenrecht van het gezag van Mozes.

God straft Mirjam: Zij wordt melaats en moet 7 dagen haar melaatsheid dragen. Dit is dezelfde periode als dat je je onrecht dragen moest dragen, wanneer je je vader in het gezicht had gespuugd.

Opvallend is dat God Aaron niet straf. Mogelijk is dat omdat hij alleen Mirjams bezwaren onderstreepte? (vers 2)

De Joodse uitleg bij deze geschiedenis is:

Melaatsheid is het resultaat van negatief gedrag, met name roddel of laster, waarbij we anderen kwetsen.

Met roddel en laster verheffen wij ons boven de ander. Melaatsheid wordt gezien als het resultaat van innerlijke verdorvenheid. Melaatsheid was het ergste wat je kon overkomen. Je was ten dode opgeschreven

Het is gemakkelijk om van laster te genieten, omdat het ons er beter en succesvoller uit laat zien. We luisteren graag naar kwetsende en negatieve verhalen over anderen. Nogmaals, ze zorgen ervoor dat we ons beter voelen over onszelf. Lepra wordt echter gezien als het resultaat van innerlijke verdorvenheid. Het idee is dat wat uit de mond van een persoon komt, zijn persoonlijkheid onthult. In Mattheus 15:11 lezen we dat Jesjoea zegt::

Wat de mond ingaat, verontreinigt de mens niet; maar wat de mond uitkomt, dat verontreinigt de mens.

Dit gezegde heeft niets met eten te maken. De discussie is ontstaan naar aanleiding van de vraag of je je handen moet wassen voor het eten, omdat dit je zou verontreinigen. Jesjoea legt uit dat wat ons echt verontreinigt, uit ons binnenste, uit ons hart komt (vs. 18-20):

18 Maar de dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens. 19. Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, lasteringen. 20. Deze dingen zijn het die de mens verontreinigen; maar het eten met ongewassen handen verontreinigt de mens niet.

Als we letten op wat we in onze mond stoppen, hoeveel te meer moeten we dan letten op wat er uit komt!

Jesjoea vraagt ​​eigenlijk meer van ons. We moeten ons niet alleen onthouden van roddelen, maar het echte probleem aanpakken: de innerlijke corruptie. En wie kan iemands interne problemen oplossen? Hier wijzen we naar Yeshua, zeggend dat Hij het innerlijk van een mens kan genezen.

Jesjoea vraagt zijn discipelen om innerlijke zuiverheid te bewaren.

Tegenover iets negatiefs staat iets positiefs: laster t.o. lof, een goed woord.

In plaats van te zoeken naar mislukkingen bij anderen, laten we ervoor kiezen om te zoeken naar waar ze slagen. Laten we ze aanmoedigen en prijzen. We hebben de macht om de mensen om ons heen te versterken.

Dat is precies wat Jesjoea ons vraagt ​​te doen. Het is niet genoeg om ons ervan te weerhouden anderen met onze woorden te beschadigen. We zijn geroepen om anderen op te bouwen, te prijzen en aan te moedigen.

Ha Brit Chadasja spreekt over het reinigen van melaatsen om te bewijzen dat de innerlijke mens van die persoon genezen was.

Bij de verlamde man is dit anders.

Jesjoea verklaart hier hier zelf: Zoon, uw zonden zijn u vergeven. (Marcus 2:5b)

Mensen om hem heen ware geschokt. Ze dachten: Wie kan zonden vergeven? Volgens hen was zo’n gezegde godslasterlijk.

Markus 2:8-11:

8 En Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden, zei tegen hen: Waarom overlegt u deze dingen in uw hart? 9. Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen? 10. Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde): 11. Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.

Wat is makkelijker te zeggen? “Uw zonden zijn u vergeven” of “wees genezen en sta op”? Het is makkelijker zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven”. Dat is een innerlijke zaak. We kunnen niet weten of controleren of iemands innerlijk zuiver of verontreinigd is. Zeg je dat iemand geneest, dan is ieder die er bij staat getuige: lukt het wel, of gebeurt er niets? Door het wonder van de genezing laat Jesjoea zien dat Hij autoriteit heeft om zonden te vergeven.

Zowel in dit verhaal als in de instructies rondom melaatsheid gaat het om het fundament van ons geloof. Zonde is in ieder aanwezig, in de één meer dan in de ander, maar ieder doet zonde. Soms breekt de zonde door in symptomen. Er zijn verschillende symptomen die wijzen op innerlijke verdorvenheid of een innerlijk probleem.

Vroeger woonde een melaatse buiten het kamp, ver van anderen. Daar, buiten, zou  hij het proces van zielsgenezing en zuivering beginnen. Aan het einde van het proces, als er genezing van de ziekte zou zijn, moest de melaatse zich scheren en onderdompelen in water om een nieuw leven te beginnen.

Dit is een illustratie van “wedergeboren” zijn.

'Wederom geboren' zijn betekent dat iemand zich bewust is van de innerlijke zonde. Hij vraagt ​​om vergeving van zonden en zuivering van het hart, wendt zich tot Jesjoea als zijn persoonlijke Verlosser en verkondigt met volle intentie dat hij zijn leven aan God zal wijden.

Net als een genezen melaatse gaat deze persoon en discipel van Jesjoea onder water en komt eruit als een nieuwe mens. Dit symboliseert de dood van de oude mens en van zijn zonde, de wedergeboorte en een nieuw begin.

God geeft ons een tweede kans, ja tot zeven maal zeventig toe, om opnieuw te beginnen. Hij zuivert ons keer op keer en geeft ons een extra kans. Dit alles om de reden die vele malen in de Thora staat: dat wij Zijn volk zullen zijn en Hij onze God zal zijn.

Dit nieuwe begin moet God en onze omgeving eren. Als wij lof en aanmoediging spreken, leidt dat tot innerlijke genezing.