Vandaag is het Poerim feest. Een belangrijk feest in de Bijbel, ondanks dat dit niet één van de feesten is de God rechtstreeks aan zijn volk geeft. (zie o.a. Leviticus 23). We zien in het Bijbelboek Esther hoe God Zijn volk tegen uitroeiing beschermt. Mordechai en Esther reageren daarop door een feest in te stellen dat hierop terug ziet en dat de Joden in de toekomst moeten blijven vieren:

Esther 9:20-22; 26-28:

20 Mordechai beschreef deze gebeurtenissen, en hij zond brieven aan al de Joden, dichtbij en ver weg, die in alle gewesten van koning Ahasveros waren,

  1. om voor hen vast te leggen dat zij ieder jaar de veertiende dag van de maand Adar en de vijftiende dag daarvan moesten vieren

  2. als de dagen waarop de Joden rust gekregen hadden van hun vijanden, in de maand die voor hen veranderd was van verdriet in blijdschap en van rouw in een feestdag, en om deze dagen te maken tot dagen van maaltijden en blijdschap, om elkaar geschenken te sturen en gaven te geven aan de armen.

(…)

  1. Daarom noemt men die dagen Purim, vanwege de naam van het ‘pur’. Daarom, vanwege al de woorden van deze brief, en om wat zij daarvan zelf gezien hadden, en wat hun overkomen was,

  2. stelden de Joden vast en namen zij de verplichting op zich, voor zichzelf, voor hun nageslacht en voor allen die zich bij hen zouden aansluiten, dat ze nooit het vieren van deze twee dagen zouden overslaan, volgens het voorschrift daarover, en op de vastgestelde tijd, ieder jaar.

  3. Deze dagen zouden herdacht en gevierd worden door elke generatie, elk gezin, elk gewest en elke stad. Deze dagen van Purim zou men niet overslaan onder de Joden, en bij hun nageslacht mocht aan de herdenking daarvan geen einde komen.

We mogen er ook van uitgaan dat de Messias Jesjoea dit feest gevierd heeft, zoals hij ook Chanoeka mee vierde (Johannes 10:22,23). Hoe dan ook, God heeft er voor gezorgd dat het boek Esther in de bijbel is opgenomen. Als gelovigen in Jesjoea zijn we bij Gods volk gevoegd. Zo mogen wij ook samen met hen hun feesten vieren. Alle feesten wijzen immers ook naar Jesjoea, naar zijn komende Koninkrijk, het volledige herstel van de schepping en het herstel van Israël als licht voor de volken!

Poerim verbeeldt de overwinning van God op satan en hoe God zijn volk beschermd. Het feest heeft dus nog steeds een actuele betekenis. Immers, Gods volk wordt ook vandaag nog met uitroeiing bedreigd en ook vele gelovigen uit de volken de Jesjoea als hun Messias hebben aangenomen.

Vandaag wil ik met jullie stil staan bij de hoofdpersonen in het verhaal dat vooraf ging aan de instelling van het feest Poerim. We komen hen tegen in het Bijbelboek Esther:

Ahashveros, Esther, Mordechai en Haman.

Ahashverosh of Xerxes regeerde tijdens het Achaemenische Rijk vanaf het jaar 486 voor Christus. Dit was het oude Iraanse of Perzische rijk. Ahashverosh had dit grote rijk ge-erft. Hij ging verder met het vergroten van zijn rijk, door diverse oorlogen. Hij was een man met visie en buitengewone organisatorische vaardigheden, een succesvol militair leider. Hij begreep als geen ander dat hij soldaten uit zijn hele rijk moest halen en niet uit een lokaal gebied, om ergens oorlog te voeren. Zo maakte hij volk en leger tot een eenheid. Dat was ook de reden dat er vertegenwoordigers uit zijn hele rijk bijeen waren op het feest, waar wij in Hoofdstuk 1 van lezen.

Vervolgens lezen we over Mordechai en Esther. Ahasveros ronselt mooie meisjes in zijn koninkrijk om een nieuwe koningin te zoeken in de plaats van Vasti. Ook Hadassa wordt uitgekozen. Zij wordt direct nadat haar naam genoemd wordt, verder alleen nog Esther genoemd. Esther betekent “Ik verberg mij” of “Ik heb mij verborgen.”. Esther wordt meegenomen, maar moet van Mordechai haar Joodse identiteit verborgen houden. (2:10)

Mordechai is vervolgens alle dagen te vinden in de poort van de koning, Je zou kunnen uitleggen dat dit was om dicht bij Esther te zijn, omdat hij ook elke dag naar de voorhof wandelde om naar Esther te informeren. Het zitten in de poort, duidt er echter op dat Mordechai een belangrijke positie had aan het hof van de koning. In de poort zaten de aanzienlijken van de stad of van het rijk, die de belangrijke beslissingen namen.

Op een dag ontdekt Mordechai een samenzwering tegen de koning en weet hij deze te verijdelen. Wat was zijn beloning? Niets! Mordechai redde de wereldleider, die regeerde van “India tot Afrika”, maar wordt niet beloond! Wat moet Mordechai zich onrechtvaardig behandeld gevoeld hebben!

Vervolgens komt Haman in beeld. Hij wordt de belangrijkste adviseur van de koning, de hoogste minister. Al de dienaren moesten van de koning buigen voor Hamen (3:2). Iedereen buigt voor hem, behalve Mordechai. LET OP: De schrift legt niet uit waarom!. Haman wordt boos en maakt er een etnische kwestie van:

Esther 3:6 Maar het was in zijn ogen verachtelijk om alleen aan Mordechai de hand te slaan, want zij hadden hem verteld tot welk volk Mordechai behoorde. En Haman zocht een manier om alle Joden, die in heel het koninkrijk van Ahasveros waren, het volk van Mordechai, weg te vagen.

Waarom buigt Mordechai niet? Vaak horen we de uitleg dat Joden alleen voor God mogen buigen en dat het dus een religieuze reden was. Deze redenering klopt echter niet. We lezen in de Bijbel verschillende keren over profeten die buigen voor koningen en leiders. Daarnaast wilde Mordechai er niet op voorstaan dat hij Jood was, maar hield hij dit verborgen. Ook Esther moest haar afkomst immers verborgen houden. Van Mordechai lezen we ook niet – zoals bij Daniël – dat hij zich afhield van bepaalde gewoonten of gebruiken. Hij stelde zijn geloof en traditie niet boven zijn carrière.

Het is veel logischer om aan te nemen dat het hier om een persoonlijke zaak ging. Mogelijk was er sprake van rivaliteit tussen Mordechai en Haman en ging het hem hier om prestige. Mogelijk zat het dwars Mordechai dat hij geen beloning had gehad voor het redden van de koning en dat Haman nu zo'n voorname positie kreeg.

Tegelijk zit hier wel een andere strijd achter:

Haman was een Amelekiet. In hoofdstuk 3:1 wordt hij voorgesteld als “Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet”. De laatste keer dat we voor het boek Esther lezen over een Amelekiet, is koning Agag in ! Samuël 15, waar Saul met Israël strijdt tegen Amelek. Mordechai was een Jood uit de stam Benjamin, een afstammeling van Kis. Dat doet ons denken aan Kis, de vader van Saul.  Saul had heel Amelek moeten uitroeien. Met de dood van koning Agag in 1 Samuël 15 lijken alle Amelekieten uitgeroeid, maar dat is dus niet gebeurd. We zien hier opnieuw de strijd tussen Israël en Amelek.

En dan, wanneer Gods volk met Esther en Mordechai ten dode opgeschreven lijkt, blijkt dat God de juiste persoon op de juiste plaats zet.

Het lijkt een toevallig moment. De koning kan niet slapen en om de tijd te laten verstrijken, lezen zijn dienaren hem voor uit de koninklijke kronieken. Echter, in dat moment wordt uitgerekend dat deel voorgelezen, dat de koning herinnert aan hoe Mordechai zijn leven redde. God had Mordechai toen op de juiste plaats gezet, zodat hij dit kon gebruiken op het moment dat het Joodse volk verloren leek.

Hierin zit ook een belangrijke les voor ons. God onthoudt wat wij aan goede daden doen en zal dat op Zijn tijd belonen, hetzij in ons leven hier op aarde, hetzij in ons leven op de nieuwe aarde. Dit sluit ook aan bij de woorden van Jesjoea in Mattheus 6:1-4:

1 Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. 2. Wanneer u dan een liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al. 3. Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, 4. zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

Jesjoea leert ons dat ons gedrag, hoe wij ons verhouden tot onze omgeving, hoe wij omgaan met anderen en over en oordelen, beloond zal worden. Niet alleen wat openbaar is, maar juist ook wat niet zichtbaar is voor anderen.

Daarbij geldt ook het tegenovergestelde. Denk hierbij aan de Haftara lezing van afgelopen sabbat, 1 Samuël 15. Daar lazen we in vers 33:

Maar Samuel zei: Zoals uw zwaard de vrouwen van hun kinderen beroofd heeft, zo zal onder de vrouwen uw moeder van haar kinderen beroofd worden.

De zondaar bereikt het tegenovergestelde van wat hij wil bereiken. Op de zonde volgt een straf die past bij de zonde die hij heeft gedaan. Dit zien we ook terug bij Haman, in Esther 6:12:

Haman haastte zich naar zijn huis, treurend en met het hoofd bedekt.

Haman zocht zijn eigen macht en eer door anderen te vernederen, maar wordt nu zelf vernederd. Even later wordt Haman opgehangen aan de paal die hij voor Mordechai had klaargemaakt.

Zowel in het rechtvaardig leven als in het leven in zonde geldt dat je “beloond” zult worden naar de maat van je daden. Dit vinden we ook terug in de woorden van Jesjoea, zie bijvoorbeeld:

Lukas 6:37: Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden; laat los en u zult losgelaten worden.

En Mattheus 5:5: Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.

LET OP: Dit gaat dus niet over je redding. Je daden kunnen je niet redden. Onze verlossing ligt enkel in het werk en offer van Jesjoea, maar in het leven dat God ons geeft, beloont Hij ons wel naar onze daden.

Zo zien we ook dat God de verlossing van Zijn volk in de hand heeft. Hij bracht jaren voordat Haman met zijn plan kwam, zowel Esther als Mordechai op de juiste positie om hen later in te kunnen zetten om zijn volk te redden. Wat de tegenstander ook probeert, God voert Zijn plan tot in precisie uit. Dat zien we volledig tot uiting komen in het leiden en sterven en de opstanding van onze Messias Jesjoea.

Het geeft ons ook hoop en zekerheid in deze huidige tijd. Ook de profetieën over Jesjoea’s wederkomst zullen uit komen. Wanneer Zijn volk opnieuw ten onder zal dreigen te gaan, zal Hij komen en ingrijpen. In plaats van dat het volk Israël vernietigd en onder de voet zal worden gelopen, zal Hij heersen op de troon van David. Vanuit Sion zal de Thora uitgaan, ja het Woord van God zal uitgaan vanuit Jeruzalem en heel de wereld zal zich onderwerpen aan Koning Jesjoea en aan Zijn Vader, God de Allerhoogste. Aan onze Redder alle eer!